Volledige werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883
(1991)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[19 december 1882
| |||||||||||||||||||
[pagina 493]
| |||||||||||||||||||
verrassing van willen maken, maar de omstandigheden nopen mij nu dat plannetje op te geven, daar ik vrees, dat Ge er buiten ons om nu toch hoogstwaarschijnlijk van hooren zult en dan zou mijn zwijgen U vreemd en onverklaarbaar kunnen toeschijnen. Om die mogelijkheid te voorkomen moet ik U dus mijn klein geheim verklappen. Toen Ge mij voor een paar maanden schreeft dat Ge plan hadt in de 2de helft van januarij bij ons te komen, dacht ik er over om gedurende uw hier zijn ‘het avondje bij Juffr. Pieterse’ voor testellen. Ik sprak met de vrienden, die met mij reeds voor 4 jaren 't plan hadden opgevat dàt eens te beproeven. Door verschillende omstandigheden echter was daarvan tot heden niets kunnen komen en we besloten terstond aan 't leeren te gaan, ten einde zoo goed mogelijk vóór uw komst tot een uitvoering instaat te zijn. Plotseling kreeg ik uw brief uit Arnhem met bericht dat Ge reeds in 't land waart en in 4 à 5 dagen bij ons hooptet te komen. Toevallig kwamen al de vrienden een dag na 't ontvangen van dit schrijven bij ons en naauwelijks waren ze gezeten of ik las uw brief voor. Als een bom in 't leger viel uw plotselinge overkomst in ons komedie plan! - Er werd geweeklaagd, gejeremieerd, en gejammerd, en de onmogelijkste proposities en onzinnigste omtrent plotselinge uitvoering werden in wanhoop gedaan, doch toen alle gemoederen bedaard waren en ieder weêr vrij beschikking had over zijn gezond verstand moesten allen eenparig met mij instemmen dat plotselinge uitvoering onmogelijk was. Begrijp eens, we zouden dien avond juist onze eerste repetitie bepaald hebben! - Er was dus niets aan te doen. Gij zoudt komen en gaan zonder ‘het avendje’ genoten te hebben. Die zaak hoe treurig ook nu eenmaal zoo zijnde, stelde ik voor U niets te zeggen ten einde U voor 't oogenblik een teleurstelling te besparen en U daardoor tevens voor later een verrassing te bewaren. Na weinig deliberatie (let wel de gemoederen waren ontstemd) kreeg ik op dat punt alle stemmen aan mijn zijde en om bovengemelde goede redenen zouden we over dat onderwerp tegenover U zwijgen als echte ‘moffen’. Na uw vertrek hebben we nu 3 maal gerepeteerd. Aanst. Woensdag zal de 4de repetitie plaats hebben Zat. avond in costuum. Zoonoodig Zondag of Maandag nog eens en dan Dingsdag | |||||||||||||||||||
[pagina 494]
| |||||||||||||||||||
avond (2de kerstdag) uitvoering bij de Wolff, die logés heeft en waar eenige vrienden tot bijwoning der voorstelling geinviteerd zijn. En waarom meen ik nu wel te doen met U maar rondweg alles te schrijven? Omdat ik gehoord heb dat mevr. Bremer uit Brussel gedurende de kersdagen hier bij haar ouders komt logeeren en daar ik weet dat die ouders geinviteerd worden. Zoo begrijp ik van zelf dat Mevr. Bremer ook van de partij zal zijn. Van dien kant zoudt Ge er dus allicht iets van hoo ren en als Ge het dan toch weldra hooren moet, dan vertel ik het U liever zelf. Zijt Ge nieuwsgierig naar de rolverdeeling? Nu als ik de heele zaak verklap, moogt Ge er dit wel bij weten.
Over onze costumes zal ik maar zwijgen, anders blijft er ook niets over wat Ge niet reeds weet vóór Ge 't eens zien zult. Nu, beste Mies, als aanst. Dinsdag de zaak tamelijk van stapel loopt, zullen we voortdurend blijven repeteeren en uitvoeren tot dat Ge met Dek weêr eens komen zult, We willen dan hoopen voldoende vorderingen te hebben gemaakt en daar de kritiek der toeschouwers ons niet sparen zal maar ons zal helpen verbeteren de vele en grove fouten die we nu nog in alle opzichten begaan. Aan ambitie ontbreekt het ons niet. Aan zekere trotsch over onzen verwaandheid van zooiets te durven ondernemen nog veel minder. 't Clubje is een echt jolige troep, van de eerste soort! En onder al dat jonge volkje zoo'n paar bejaarde menschen als Mevr Dupont en ik! Is 't geen schande? Dat durft op middelbare leeftijd nog van jool meêpraten en met ‘jool’ meedoen. ‘Wat 'n mensch al beleeft!’ Van middag heb ik in mijn eentje mijn kapsel 'ns opgezet voor mijn toiletje! O 'k heb gegild van 't lagge. Van zoo'n gek wijf heb | |||||||||||||||||||
[pagina 495]
| |||||||||||||||||||
je geen begrip! 'k Denk dat we bij de eerste repetitie in costuum waarachtig lodderijn noodig zullen hebben om onze lachspieren tot bedaren te brengen. Adieu, beste Mies, dit is wel een beetje een onbehoorlijke brief, maar och bij juffr Pieterse hebben ze me zoo van streek gemaakt! Haas en de kinderen zijn wel. Groet Dek en Wou recht hartelijk van ons allen. |
|