Volledige werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883
(1991)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[25 oktober 1882
| |
[pagina 429]
| |
zou verkocht hebben. Z'n vrouw is knap en - naar ik meen - oprecht. Ook breeder van opvatting dan hy. Zoowel Mimi als ik hebben haar altyd zeer hoog gesteld. Wat hem betreft, ik houd vol dat-i draaierig en slenterig met my heeft omgegaan, zonder nu de algemeene beschouwing in 't spel te brengen - hoe zal ik zeggen? - dat-i me niet behandeld heeft naar 't standpunt dat ik vermeen intenemen. Vergis ik me hierin, dan vergis ik my mèt de velen die my ànders behandelen. Die ‘Kommissie’ (of Versluys namens die Kommissie) hebben me behandeld als 'n onmondige, als 'n gek. Dit klopt niet met ‘hulde’. Maar... er bestaat in-zake V. nog iets dat ik niet aanroer, tenzy ik er toe genoodzaakt ben. Iets dat me niet helder is. Uw poging om Zürcher te ontmoeten, vind ik edel. Juist! Door denzelfden geest gedreven (ook ‘edel’ dus? Ajakkes!) schreef ik hem 'n hartelyk briefje, waarin de betuiging dat ‘de heer en Mevr De Haas, even als ik, z'n telegram zoo schoon vonden.’ Hy is inderdaad buitengewoon goed van inborst. Jammer dat-i niet meer smaak heeft wat z'n toon betreft. Hoofdoorzaak daarvan is verlegenheid. 't Klinkt komiek, maar toch 't komt meer voor. Hy schreeuwt wel eens omdat-i niet spreken kan, en uit vrees zich te vergissen tusschen 3 & 4, zegt-i wel eens 10 of 100. Toch blyf ik altyd niet begrypen hoe hy - met vuur 'n missie hebbende op zich genomen - zich zoo op eenmaal door 'n praatje heeft laten bewegen om mee te doen in 't verheimlichenGa naar eind2. waarover ik juist zoo geklaagd had. 't Spyt me dat ik 'n goed mensch zoo ruw behandeld heb, maar in den grond had ik gelyk. Na al 't maanden lang zwygen en verdragen van myn kant zou hy die heeren nu eens op hun plaats zetten. Dáárop rekende ik, dàt had-i op zich genomen - en met vertoon van geestdrift! - en... er kwam niets van! Integendeel, zyn omslaan moest Versl. c.s. versterken in de meening dat ze 't by 't rechte eind hadden. Hoe dit zy, z'n telegram was nobel. Onder ons, ik gis dat-i nu weer ‘verlegen’ zit met de historie van die heel, half of kwart blonde meid.- Och, die arme Neeltje. Ge vreest voor krankzinnigheid? 't Is opmerkelyk hoeveel berichten over verstoorde hersenwerking tot me komen? Eén dag na uw brief kreeg ik al weer tyding van iemand die in 't gesticht moest gebracht worden. Dit was reeds | |
[pagina 430]
| |
voor 13 maanden geschied, maar ik wist het niet. 't Is de schryfster van ‘Hilda’Ga naar eind3. 't bekende stuk met atheïstische strekking. Ik neem 't haar kwalyk dat ze gek geworden is. (zie: hoofdstuk ‘Tableau’ van Mill. St.)Ga naar eind5.- Als ik weer te Rottm kom, wil ik me eens heel opzettelyk met Hendrik bemoeien. Waarom is hy zoo stil?- Aan Mevr. J. heb ik nog niet geschreven.- Dag beste Lina. Duizend groeten aan DeH. en de kinderen. Uw vriend Dek
beknor me als ik U weer schryf. Nu ja, 'n postkaart. Dat kan er door. En Mimi, vraagt ge? Ook zy heeft het druk. Ik begryp dat ge vraagt: waarmee? Toch is 't waar. Op't oogenblik is ze zeer beschäftigtGa naar eind4. met de broedmachine. Ze maakt er zich illusien van. Perrette's pot au lait? Zeg, wat valt die Lafontaine me tegen! De meesten zyner fabels zyn gerekt, haarsleeperig, vol gedwongen dictie en - wat de moraal aangaat - niet pakkend. En z'n contesGa naar eind6.? Ze moeten ondeugend heten. Waren ze dat maar! Met veel schryvers van die soort, ben ik in renaissance van oordeelGa naar eind7.. 't Is toch verdrietig dat we genoodzaakt zyn de 2o helft van 't leven te besteden aan ergernis over de dwaasheid van de eerste. Wat zou de 3o helft geven, als 'n geheel zooveel deelen bevatten kon?- Maar wat praat ik van helften, ik die druk bezig ben met mn laatste 1/10 of 1/20! Groet de wolven. |
|