Volledige werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883
(1991)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[oktober 1882
| |
[pagina 410]
| |
De Molenaar van Sans-Souci.
(Naar 't fransch van AndrieuxGa naar eind9., Niet zonder verminking, en met 'n meer dan gewenscht aantal lamme regels. Maar... 't ding dagteekent van '34 of '35. Verzoeke vriendelyk geen af schrift te laten nemen.
Nieder Ingelheim, Okt '82 Dek De mensch is inderdaad een onbegryplyk wezen!
Wie onzer blyft er toch zichzelven steeds gelyk?
De trotsaard werpt zich voor een beuzeling in 't slyk,
Wie 's morgens niet gelooft, wordt ligt als fynGa naar eind1. geprezen
Voor nog de sombre nacht den dag van de aard verjaagt.
En anders niet dan 't kwik, dat ryst en zich verlaagt
Naarmate 't luchtgestel het dringt in de enge woning,
Verzinkt of ryst de mensch.
En waarom zou een koning
Van wien de wereld zooveel kwaads te spreken weet
Ook niet een enklen kant ten goede hebben mogen?
Ik wil althans myn kracht beproeven 't te betoogen,
En heb reeds tot bewys een klein verhaal gereed.
| |
[pagina 411]
| |
't Is van Pruisens dappren koning,
Van den grooten tweeden FritsGa naar eind5.
Die als veldheer niet beroemder
Dan als koen hervormer is.
Hy die 't land van zyne vadren
Hemelhoog heeft opgerecht,
Groot als denker, groot als Koning,
Maar... als Christen bitter slecht!
Hy kreeg het eens in 't hoofd een aangenaam verblyf
Te stichten, waar - bevryd van hoofschen drang, zoo styf
Hy niet wou visschen gaan, of jagen, drinken, ryden,
Of - als zoo menig vorst! - een plantenleven leiden,
Maar... gaan studeeren in de menschlyke natuur,
En, om met zooveel ernst wat kortswyl te meleerenGa naar eind2.
Soms met d'ArgensGa naar eind3., Voltaire en La MettrieGa naar eind4. soupeeren,
Kortom, het was van Frits een rechte Koningskuur.
In het lachend oord, verkoren
Door den grooten kluizenaar,
Woonde op zyn bemosten molen,
Sans-Souci, de molenaar.
Onbezocht door ramp en plagen,
Onbekend met zorg en druk,
Sleet hy daar gerust zyn dagen,
Smaakte hy zyn stil geluk.
En van welken kant de wind ook
Waaide op zynen molentin,
Hy verhaalde maar zyn wieken
En sliep dan tevreden in.
In de buurtschap by de klanten
Om zyn hupschen aard beroemd,
Werd zyn huis en grond gewoonlyk
By 's mans eigen naam genoemd
En de lieve streek in 't ronde
Lokte meisje en jongling uit
Om te Sans-Souci te dansen
Op de maat van veêl of fluit.
| |
[pagina 412]
| |
Sans-Souci! O, die naam des kweeklings der Natuur
Klonk lieflyk in het oor van den verheven Koning,
Hy strookte met zyn smaak als vriend van EpikuurGa naar eind6.
En... met den naam van zyn eenvoudigen gebuur
Vereerde Pruisens Vorst zyn koninklyke woning.
Helaas! Is 't hier op aarde ons dan ten wet gegeven
Dat twee geburen steeds in onmin zouden leven?
Dat de zucht naar geweld die 's naasten heil verwoest,
Steeds over... molenaars en vorsten heerschen moest?
Hier ging de Koning 't minst met zyn verstand te-rade,
Hy sloeg met arendsblik zyns buurmans erfdeel gade
Want... in de plannen op 't papier gereed gemaakt
Was 't malend Sans-Souci geheel te-niet geraakt.
Bleef daar die molen staan, weg was het belle vue,
Het gevelfront werd scheef, en krom werd de avenue,
Men riep den molenaar by 's konings intendant
Een man van groot gewicht, maar... minder groot verstand.
‘- Je moet dien molen ons, naar 's konings wil, verkoopen
Zeg my dus kort en goed wat som zulks zal beloopen.
- Wat som? Wèl... niemendal, want ik verkoop hem niet
Ik vroeg u immers nooit wat prys ge daarvoor biedt?
“Je moet” is fraai gezegd... die molen is myn woning,
En hoort my even goed als Pruisen aan den koning.’
‘- Kom, vrindje, 't laatste woord! Bedenk eens welk verdriet...’
‘- Ge wilt myn laatste woord? Welnu, je krygt hem niet!’
Dit antwoord wordt door Frits - verguld op snee! - vernomen,
Hy laat den molenaar - ‘zoo'n styfkop!’ - by zich komen,
Vermaant hem, dreigt en vleit, maar alles zonder baat!
‘- De reên waarom ik dit myn erfgoed niet verlaat,
't Is, Sire, wyl 't door vlyt myn vader heeft verworven
Daar is ook de oude man in mynen arm gestorven,
Daar zag myn eenig kind het eerste levenslicht:
Dat is daar myn Potsdam. Styfhoofdig ben 'k wellicht,
Maar... zyt ge 't ook niet soms? In 't kort, wat ge ook mocht geven,
Verwyderd van zyn huis kan Sans-Souci niet leven.
| |
[pagina 413]
| |
Ziedaar myn laatste woord, en, Sire, ik blyf er by!’
Een Koning zet niet ligt zoo'n antwoord aan een zy,
Althans aan Frits begon het bloed naar 't hoofd te stygen:
‘- Weet dat ik zònder geld je molen wel kan krygen,
'k Ben baas hier...’
‘- Van myn huis? hernam de molenaar,
Ja, als er te Berlyn geen flinke Rechtbank waar!’
Nu kwam by Frits 't besef van 't goede weder boven,
En 't denkbeeld dat men aan rechtvaardigheid gelooven,
En - onder zyn bestuur! - daarop vertrouwen kon,
Bewerkte dat hy zynen wrevel overwon,
En tot zyn hofstoet zei: ‘- ge ziet het klaar, myn heeren,
Men moet voor Sans-Souci op-nieuw aan 't projekteeren...
Jy, buurman, houd je huis! Je antwoord staat my aan!
Maar... dezelfde Frits van Pruisen
Die een molen hier ontziet,
Was in 't reglen van zyn daden
Altyd zoo omzichtig niet.
Laat dit slechts de dag getuigen
Toen hy, buiten Recht en Wet,
Om Silezien, Europa
Heeft in vuur en vlam gezet.
Toen hy, hunkrend naar laurieren
En nog nauwlyks op den troon,
Met het lot der Volkren speelde
Als een echte Koningszoon.
Ja, dat zyn zoo vorstenspelen,
Spelen, maar met vuur en zwaard...
Zie: een landschap wordt gestolen
En een molen blyft gespaard!
Lieve Lientje, neem voorloopig 't stukje maar voor lief omdat het 'n aardige vertelling is. Later - over duizend weken - raad ik U aan, de hier aan Frederik II ten laste gelegde inkonsekwentie eens te toetsen aan Multatuli's eerste Idee, en aan 't Hoofdstuk: Vieux-Delft en Moraal in de ‘Millioenenstudiën’. Nog iets. Een der beste regelsGa naar voetnoot* van Andrieux: | |
[pagina 414]
| |
‘Le mauvais caractère est... de n'en point avoir’Ga naar eind7. heeft het vertalertje overgeslagen. Dat was zeer dom. Dag, lief kind, ik zend je een huis vol zegewenschen voor u en de uwen die zoo innig goed voor my waren! |
|