Volledige werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883
(1991)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdMax Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij, door Multatuli, Vijfde druk. (Tweede door den auteur herziene uitgaaf). Rotterdam, Uitgevers-Maatschappij ‘Elsevier.’ 1881.Wij zouden meenen onze lezers te beleedigen wanneer wij veronderstelden dat zij onbekend waren met Multatuli's ‘Max Havelaar,’ een van die weinige werken die als met een tooverslag den schrijver een eerste plaats in onze letterkunde hebben verzekerd. | |
[pagina 283]
| |
Hoe men ook over dit boek oordeele, hoeveel aanmerkingen men ook maken moge op den vreemden vorm en de weinige regelmaat, die in den gang van het verhaal zichtbaar is - niemand zal kunnen ontkennen dat het eene in ons land zeer zeldzame populariteit heeft verworven. Of het een onberispelijk kunstwerk is ja of neen, doet hier weinig af. De schrijver heeft zijn doel bereikt. Wat hij op de laatste bladzijden verlangde is gebeurd: hij is gelezen door het Nederlandsche volk, door aanzienlijken en geringen. Zijn stem heeft gansch Nederland doen huiveren over de gruwelen en de verdrukking, waaraan de Javaansche bevolking was blootgesteld, en al hebben de resultaten aan des schrijvers verwachting misschien niet beantwoord, het is zeker al veel gewonnen, wanneer de sluier is opgelicht en wanneer het volk en zijn vertegenwoordigers weet wat in het prachtig Insulinde gebeuren kan. De kunstwaarde van dit boek is dus eigenlijk van ondergeschikt belang en de schrijver zegt zelf herhaaldelijk dat het hem niet om letterkundigen roem te doen is. Toch heeft hij dien verworven en hij is als het ware op den koop toe een groot schrijver geworden. Wel een bewijs voor de stelling, dat de waarheid den mensch welsprekend maakt. Men vindt dan ook in de ‘Max Havelaar’ stukken die altijd als voorbeelden van prachtigen Nederlandschen stijl zullen geprezen worden. Het is bijna onnoodig te zeggen, dat wij hiermede de aanspraak aan de Indische hoofden en de geschiedenis van Saidjah bedoelen. Aan dezen vijfden druk zijn de aanteekeningen en ophelderingen toegevoegd, welke reeds bij de uitgaf van 1875 werden gegeven, maar thans nog herzien, gewijzigd en aangevuld. Deze aanteekeningen zijn in vele opzichten merkwaardig. Veel, wat in de eerste editie duister was, zooals de namen van sommige personen, wordt hier opgehelderd. Op bladz. 352 vinden wij een gedicht dat onder Indische oud-gasten reeds sinds jaren bekend is, maar voor de meeste Hollanders wel iets nieuws zal zijn, getiteld: ‘De laatste dag der Hollanders op Java’ door Sentot. Dit gedicht mag wel de hevigste en krachtigste vloekzang genaamd worden, die er in onze taal bestaat en met recht zegt Multatuli, dat het in gloed en in kracht van uitdrukking zegevierend de vergelijking kan doorstaan met de beroemde imprekatieGa naar eind1. van CamilleGa naar eind2.. Doch òf de | |
[pagina 284]
| |
Heer Roorda van Eysinga òf een ander er de dichter van is, op zijn zachtst genomen mag het toch onvoorzichtig heeten om te midden eener inlandsche bevolking zulk een lied vol haat en vloek aan de snaren te ontlokken. Maar hoe dit zij, de opname van dit stuk zal velen welkom zijn. Voor den een als curiositeit, voor den ander als waarschuwing en voor een derde als gelegenheid om eenige vrome verzuchtingen te uiten. De laatste twee regels, waar de aanteekeningen mee eindigen geven zeker veel stof tot nadenken, zij luiden: ‘Volgens de laatste berichten uit Indiën is Lebak een woestenij. Geheele dorpen zijn uitgestorven.’ Onze ministers en onze afgevaardigden ter Tweede Kamer moesten die woorden in hunne horloges laten graveeren, ten einde ze niet te vergeten! De Uitgevers-Maatschapij ‘Elsevier’ heeft aan deze editie den meesten zorg besteed, zooals van al hare uitgaven gezegd kan worden; papier en letter laten niets te wenschen over. Leiden. D.F.v.H. |