Volledige werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883
(1991)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 222]
| |
Ingezonden stukken.Waarde Redactie! Veel eer, dat mijn geschrijf over de Multatuli-hulde in uw literarische kroniek is vereeuwigdGa naar eind1.; doch een enkele kantteekening! Ik klaag niet over uw slecht lezen, maar verzoek u alleen mijn artikeltje nog eens over te lezen. Dan zult ge zien, dat de door u gewraakte passage slechts in zoover aan uw adres was, als zij antwoordde op uwe bewering: het is onverklaarbaar, dat onze schrijvers van naam, onze hoofdredacteuren van de groote dagbladen, de leiders der publieke opinie, geen deel namenGa naar voetnoot* aan de oproeping van... het geheele Nederlandsche volk. Of is 't clubvereering?’ En dat ik dus niet ùw wegblijven op het oog had, waar ik schreef: ‘als hier clubvereering in het spel is, pleit dit tegen hen, die wegbleven.’ Daarbij zal u tevens duidelijk worden, dat wat door u voor ernst is opgenomen, ironie was; dat ik om te spotten met de manie van sympathie voor en opzien tegen het ‘buitenland’, bang maakte - zooals ik het noemde - met de paar regels, door de Indépendance aan de hulde gewijd, en waarschuwde: ‘ieder rechtgeaard Nederlander wachte zich voor schade. Het nooit volprezen “buitenland” mocht eens slechte gedachten van hem gaan krijgen.’ | |
[pagina 223]
| |
Het ‘beklagenswaardig figuur in het buitenland’, diende mij dus slechts als boeman, om de kinderkens, de ‘nette menschen’, die La dame aux camélias toejuichen en van den ‘brief aan Mevrouw X. te Z.’ niet weten willen, te overtuigen, dat zij in geen geval betere patriotten zijn dan de ‘ter eere van zoo'n zwarte z'n land verradende cosmopoliet’ Multatuli. Gij hebt van mijn stukjen te veel notitie genomen! Ik had ook liever gehad, dat, waar Gij van het ‘scherp artikel’ van het A.H.B. en van het ‘hoofdartikel’ in die courant door Mr. J.A. Levy melding maaktet, Gij tevens had meêgedeeld, dat de heeren A.C. Wertheim en J. Versluys tegen die stukken hebben geprotesteerd. ‘Dus alweer strijd’ zucht ge, omdat de Multatuli-hulde zoovele pennen in beweging heeft gebracht. Ik zucht met u meê, doch vraag tevens: à qui la fauteGa naar eind2.? Aan hen, die - zij het dan niet heel handig - de circulaire stelden, welker einddoel u toch ook toejuicht; dan wel aan hen, die òf van de gelegenheid gebruik maakten om hun Droogstoppelshaat lucht te geven, òf hun vitlust botvierden en vergaten, dat, waar de circulaire eenmaal bestond, het nu of nooit, zóó of niet gold. Hoogachtend, Uw dienstv. dienaar Voorst, 11 April '82 J. De Meester. N.B. Wegens plaatsgebrek eerst heden geplaatst. Red. |
|