Volledige werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883
(1991)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[15 april 1882
| |
[pagina 201]
| |
door zijne Ideën heeft doen ontkiemen in menig onervaren en ongewapend hart. Destemeer verblijdt het ons, dat er een kreet van afkeuring en verontwaardiging en smart deswege wordt aangeheven, die krachtig en overtuigend, ook waar het de politieke zijde der démonstratie geldt, en welsprekend door de pers wordt vertolkt, zoodat om niet meer te noemen, Handelsblad, Dagblad van 's Gr., Rotterdamsche Crt., Tijd, Hervorming eenstemmig tegen deze de natie vernederende daad opkomen. Als hier de philanthropie slechts de slippendraagster mocht zijn der politiek, dan is de onwaarheid nog meer stuitend. Of ons volk zich hier geen spiegel ziet voorgehouden, waarin 't niet zonder schaamte kan staren? Karakterloosheid haat men nog wel in 't afgetrokkeneGa naar eind1., maar is er door veler toejuiching en bewierooking niet veelvuldige aanleiding gegeven tot die daad van dollen overmoed? Ons klein, schoon anders nog al koel volk moge er uit leeren op zijne hoede te zijn tegen menschen - of liever talentvergooding, die afziet van alle zedelijke menschen waarde! De menschen hebben behoefte aan vereering. Waar zij het aanbidden verleerd hebben, daar begint de onderlinge en wederkeerige adoratie van even lege vleijerij als hoge zelfzucht: want in den grond is het de zelfvergoding van den zondaar. Waar de godsdienst sterft, daar wordt de afgoderij geboren, die niet meer, als onder de heidenen, een lagere godsdienstvorm mag genoemd worden, maar verloochening van den alleen grooten God in de hulde aan den kleinen mensch! |
|