[14 april 1882
Artikel inzake huldeblijk in de Prov. en Utrechtsche Crt.]
14 april 1882
Artikel inzake het huldeblijk in de Provinciale en Utrechtsche Courant. (Knipsel M.M.)
- De Delftsche Ct. acht het zeer wel mogelijk, dat de Multatulie-bewegingGa naar eind1. schipbreuk lijden zal, en zoo dit geschiedt, dan zullen diegenen, die haar hebben ondernomen, er zelven de schuld van dragen. Zij weten beter nog dan vele anderen, dat Douwes Dekker aller bewondering heeft afgedwongen door zijne onloochenbare genialiteit; maar dat hij door zijne afbrekende kritiek van alles en allen, door zijne inhumane ontkenning van schier elke verdienste van anderen; door zijne hooghartige miskenning van mannen, die door hunne gaven als denker, dichter of wetgever boven allen uitmunten; door zijn gemis aan praktischen zin, zeer velen, zelfs ook van zijne bewonderaars, tegen zich heeft ingenomen. Het vermoeden lag dus voor de hand, dat hun openlijke oproeping aan het geheele Nederlandsche volk, om aan dien man gezamenlijk een hulde te brengen, met de prozaïsche bijvoeging, dat die eigenlijk moet strekken om hem een onbezorgden ouden dag te verschaffen en in het onderhoud te voorzien van de betrekkingen, die hij nalaat, tegenstand zou ontmoeten, die misschien zoo groot zou wezen, dat het plan in duigen kon vallen. De D. Ct. meent, dat de ontwerpers veel verder zouden gekomen zijn, wanneer zij niet dat manifest in de wereld hadden gezonden, dat zoo terstond van verschillende zijden is aangevallen, maar elk in eigen kring hadden gewerkt. De zaak ware dan diskreter behandeld en de uitslag zou zeker in hooger mate beantwoorden aan de verwachting der ontwerpers. Die kans is nu voorbij, en het verkeerde inzicht der ontwerpers is daarvan de schuld; niet alleen evenwel