Volledige werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883
(1991)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdIngezonden stukken.Mijnheer de Redacteur! In uw Rotterdamsch Nieuwsblad van vandaag, 7 April, geeft gij verslag van een bezoek, waartoe Multatuli gedwongen werd. Wat stelde hij zich daar ‘onbeschoft’ aan! 't Was beneden alle kritiek. Maar toch kan de arme man ook beleefde buien hebben, en daar heb ik de ondervinding van gehad. Hij had hier ter stede een lezing gehouden die ik wegens ongesteldheid niet bijwonen kon. Daar ik 't in vele opzichten met M. niet eens was, voelde ik daar misschien ook weinig lust toe. Maar den volgenden morgen - prof. M. zat, meen ik, bij mij - komt daar, en ik woonde althans een kwartier buiten de stad, een knecht uit de Doelen op mijn kamer en vraagt, of mijnheer Douwes Decker mij dien avond tegen zes uur ook een kwartiertje belet zou doen. Wat ik vreemd ophoorde. Natuurlijk zou ik mijnheer D.D. met groot genoegen ontvangen. En dien avond een kwartier zelfs vóór zijn tijd - en daar zaten nog twee groede vrienden, beiden dominees, de gebroeders Cr., die echter spoedig opstapten, bij mij, - stond de man, dien ik nog nooit gezien had, werkelijk voor mij. Zijn open eerlijk oog beviel mij en ik stak hem terstond vriendschappelijk de hand toe, gelijk | |
[pagina 193]
| |
hij dat mij deed. Dadelijk zei ik hem, dat ik niet gelijk met hem dacht, hoewel ons denken misschien in den grond toch op hetzelfde neerkwam, en hij zeide, dit zeer goed te kunnen begrijpen, daar hij het gevoelen van anderen, mits oprecht, gaarne eerbiedigen wou. Hij vertelde mij nu het een en ander uit zijn leven, dat ik hier niet behoef mee te deelen, en bleef - hij onder een glas water - bij mij tot half negen althans, toen hij mij, daar ik moe was, zelf naar mijne slaapkamer leidde en vertrok. Zoo onbeleefd, zoo onheusch heeft de denker zich bij mij gedragen. En korten tijd later zond hij mij al zijne werken present, en toen hij naar New-Ingelsheim verhuisd was, ontving ik van hem de dringende uitnoodiging om eene zomermaand bij hem te komen doorbrengen, waar zijne vrouw goed voor mij zorgen zou. Als ik tegen de reis opzag, wou hij zelf mij van Arnhem of des noods van hier komen of laten af halen. Nu de laatste maanden heb ik geen brieven van hem gehad, want hij schreef mij, druk aan den arbeid te willen gaan. Meer heb ik hier vooreerst niet bij te voegen. Zoo bij u eene lijst ter inteekening ligt, noteer mij dan voor vijf gulden. 'k Zou vijftig geven, maar ben zelf niet rijk. Gron., 7 April '82. J.J.A. Goeverneur.
Wij plaatsen dit stuk van den vriendelijken schrijver gaarne, 't bewijst alweer dat M. slechts zonderling handelt, tegenover menschen die zelven zonderling zijn, maar dat hij voorkomend en innemend is tegenover menschen die hij om hunne verdiensten en rondborstigheid achten kan. Aan het verzoek van den inzender, vervat in de laatste zinsnede van zijn stuk, kunnen wij niet voldoen; bij ons ligt geen lijst ter inteekening. Met het in ontvangst nemen der bijdragen belast zich o.a. hier de heer J.G. Robbers, directeur der Uitgeversmaatschappij Elzevier. Red. |
|