[1 april 1882
Bericht inzake huldeblijk in De Nederlandsche Spectator]
1 april 1882
Bericht over het huldeblijk in De Nederlandsche Spectator, no. 13. (Knipsel M.M.)
De oproeping, door de algemeene commissie te Amsterdam, voor het huldeblijk aan Multatuli, aan alle vereerders zoowel van den Havelaar als den denker en dichter gericht, is thans bekend en behoeft in ons blad niet overgenomen te worden. Alleen willen wij er met een enkel woord, dat geene omschrijving behoeft, onze sympathie aan hechten. Mocht thans deze poging, om de vele vrienden van deze zaak en persoon te vereenigen en aan hunne sympathie eenen uitwendigen en duurzamen vorm te geven, gelukkig slagen. ‘Laat eene daad van nationale dankbaarheid den levensavond van Multatuli verhelderen’, zegt de tot allen gerichte brief. Ja, laat dat geschieden. En daarom, gij allen die zoo vaak herhaald hebt,... die ‘rilling’ van den Havelaar; gij allen die dood op uw gemak als, een spectacle dans un fauteuilGa naar eind1., de voorstelling hebt bewonderd van en aangedaan waart bij het lezen van Havelaars idealen, de crisis die hij moest doorstaan, zijne opofferingen...; gij allen die zonder eenig gevaar toejuichtet als hij den hemel bestormde of zijne bliksemen zond, of u deed lachen, weenen en genieten; gij allen die het zoo goed vondt dat hij vooroordeelen aantastte; gij, die den dichtenden denker liefhebt of bewondert, - thans is het uwe beurt. Thans geen uitstel, geen