Volledige werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883
(1991)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
Binnenland.
| |
[pagina 108]
| |
Indien dit ‘de daad’ is, waarvoor de heer C.I.H. van den Broek, een der onderteekenaars, zijne discussie met ons over het atheisme staken moest, dan valt ons dat tegen, hij had ons grooter dingen doen verwachten. Doch wellicht moet de eigenlijke daad nog volgen en dus keeren wij thans terug tot wat misschien daarvan slechts een voorspel is, het finantieel huldeblijk aan den heer Douwes Dekker. Waarom wij dan dit niet aanprijzen kunnen? Of wij dan geen onrecht herstellen willen? Onrecht is er geschied, wij gelooven het, aan de bewoners van Lebak, niet aan den man die vrijwillig ontslag nam uit 's lands dienst. Men zegt vaak, dat men de kinderen niet te veel prijzen en beloonen moet als zij hun plicht doen; meer nog dan voor kinderen geldt dit voor mannen. De heer Douwes Dekker is niet de eenige die uit plichtsbesef een werkkring heeft vaarwel gezegd welke hem brood gaf, maar ik ken er onder die allen niet een, die zich zelven zoo de martelaarskroon op het hoofd drukte als de heer Douwes Dekker deed met zijn sentimenteelen pseudoniem: Multatuli d.i. ‘Ik heb veel geleden.’ En nog nooit is het Nederlandsch publiek opgewekt, zooveel ik weet, om hun het uit plichtsbesef gebrachte geldelijk offer door eene algemeene inschrijving te vergoeden. Maar den dichter dan, den verdienstelijken letterkundige, wilt gij dien niet huldigen? Ja, dat wil ik graag doen en al heb ik niet veel te geven, daarvoor had ik toch met genoegen ook mijn gulden over, zoo ik dan maar niet tevens geacht werd ‘in Multatuli den voorstander van geestesvrijheid te huldigen’ en mijn naam als zoodanig in zijn album te doen prijken. Want Multatuli is geen voorstander van geestesvrijheid. Hij heeft integendeel den geest van een groot deel van ons Jonge Holland aan banden gelegd. Met geniale zetten, doch zonder wijsgeerig nadenken, en vooral zonder eenige waardeering van andersdenkenden, heeft hij met God en godsdienst den spot gedreven, den godsdienst gebruikt tot amusement van zijn veelal wuft en oppervlakkig publiek, bij velen het laatste restje van hun kinderlijk geloof, van hun piëteit voor de vroomheid van vader en moeder weggelachen en alzoo gemaakt dat men in menigen kring zich schaamt uit te spreken dat men den godsdienst heilig acht. Het kan zijn dat hij nooit anders bedoeld heeft dan te ijveren tegen | |
[pagina 109]
| |
dogmatisme en clericalisme, doch steeds den hoogsten godsdienst, den eerbied voor waarheid en trouw, voor wat allen als het heiligste gelden moet, door zijn woord en schrift heeft willen verlevendigen en bevorderen, het is mogelijk - wie leest op den bodem van een hart dat voortdurend de verzoekingen heeft te bestrijden van een altijd opborrelend vernuft! - Doch wat velen het best van hem verstaan hebben en het hartelijkst hebben toegejuicht, het is zijn lichtzinnige wijze om het godsdienstig geloof te hekelen en de twijfelzucht te verheerlijken als het krachtigst bewijs dat men nog een weinig geest en hart heeft overgehouden. Niemand heeft in de laatste jaren zoo als hij in ons land de valsche schaamte gewekt en gevoed. En wijl ik alzoo in hem geen voorstander van geestesvrijheid, maar veeleer een voorstander van de tyrannie en het fanatisme van den twijfel zie, die tal van weinig nadenkende geesten en slecht gevormde karakters gekluisterd heeft en alzoo ongevoelig heeft gemaakt voor den drang hunner godsdienstige behoeften, daarom kan ik voor mij, hoe hoog ik ook Multatuli's letterkundige verdiensten stel en hoezeer ik hoop dat zijn invloed aan onze koloniale politiek moge ten goede komen, toch aan het hem toegedachte huldeblijk niet meêdoen en er onze geestverwanten niet toe opwekken. |
|