Volledige werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883
(1991)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdDe Multatuli-bewegingPast deze aanduiding voor het manifest, zoo even openbaar gemaakt? Ik weet het niet, en dat het niet blijkt, is mijne grieve tegen het beoogde doel. Gold hoofdzakelijk of uitsluitend het gezag van sommige onderteekenaren, de zaak, die in zoo zwaarwichtigen steun zich verheugen mag, ware gewonnen. Niemand zal ontkennen, dat menige naam van uitnemenden klank de oproeping siert. Persoonlijke neiging, hoogachting, vriendschap zelfs mogen echter den doorslag niet geven, waar tot een stap wordt uitgenoodigd, die òf geenerlei waarde heeft òf zijne beteekenis slechts ontleenen kan aan besliste, vast afgebakende, duidelijk uitgedrukte overtuiging. Daartoe den stoot te geven, was kennelijk de bedoeling. Dat zij, die tot ‘eene daad van nationale dankbaarheid’ jegens Multatuli opwekken, met hem solidair, voor hem verantwoordelijk zich stellen - het te eischen ware onredelijk, ondenkbaar zelfs. Doch een aansluitingspunt moet er zijn, en een gemeenschappelijke bodem tevens voor de te betoonen erkentelijkheid. De vraag is niet of Multatuli aan de algemeen menschelijke wet van onvolmaaktheid ontsnapt. De vraag is evenmin of hij in een veel bewogen leven aangetrokken en afgestooten heeft. In die onontwijk- | |
[pagina 104]
| |
bare noodwendigheid deelen met hem, grooteren dan hij, deelen met hem, ook zij die onvergankelijke titels hebben. (....) De vraag zij eindelijk: Waartoe wekt men ons op? Hebben wij, dankbaarheid toonende, instemming te betuigen, dus afkeuring uit te spreken? De instemming - hoever reikt zij? De afkeuring - welke is haar inhoud? Nopens al deze twijfelingen geeft de oproeping geen licht, omdat in hare wijdgolvende plooien allen en alles hun gading vinden. Acht men deze kleurloosheid een verdienste? Sedert wanneer heet de bijeenvoeging van allerlei bestanddeelen, stijl, en verleent de ontstentenis van een leidend denkbeeld, karakter? Laat het ronduit gezegd mogen worden. Er is, bedoeld of niet, in het manifest iets zwevends, iets onbepaalds, iets onpersoonlijks in één woord, iets dat, hoe vreemd het klinke, te midden van overvloed, aan onthouding doet denken, en juist daarom onaangenaam aandoet. Men schijnt velerlei te hebben omgehaald, ten einde zich ontslagen te mogen rekenen om bij één punt, gelijk voegt, te verwijlen. Die schroomvalligheid is verklaarbaar, doch zij had integendeel juist een prikkel tot rondborstigheid moeten wezen. Thans heeft het den schijn als wilde men beletten, dat in het veelstemmig accoord ettelijke gevoelige snaren werden aangeroerd. Het is als ware het ontzeilen van klippen, dusver slechts blijk van zeemanschap of stylistische behendigheid, zakelijke aanbeveling mede. Waarom echter niet liever den kring der getrouwen verkleind, dan op gevaar van misverstand getracht hem uit te breiden? Zoo de toegang eng is tot het Pantheon van Neêrlands roem, het geleide eener veeltongige gemeente schijnt even noodeloos als kort van duur. (....) Velen, aldus opgewekt, zouden voorzeker bereid bevonden zijn, ‘den levensavond van Multatuli te verhelderen’. Velen, inzonderheid van hen, die thans den Multatuli der oproeping òf te aanvaarden òf te verwerpen hebben. Deze toch heeft, in hoofdzaak, geene andere strekking dan die van een requisitoir. Op grond en naar luid harer overwegingen zal een vonnis moeten worden geveld over het regeeringsbeleid nopens onze koloniën. In het geding: Multatuli contra het Nederlandsche Staatsgezag, zal de eerste in het gelijk gesteld moeten worden. Ik vraag: heeft het eenige hou- | |
[pagina 105]
| |
ding, dat een dankbaarheidsbetoon den vorm aanneme eener ondubbelzinnige en rechtstreeksche beschuldiging? Is de natie van weerszijden voldoende ingelicht? Heeft ieder volgend geslacht over een voorafgaand het recht van eigendunkelijke censuur, en behoeft daarvoor de uitspraak eener veelomvattende, behoedzame, historische critiek niet langer te worden afgewacht? Mogen, zonder meer, en op ettelijke getuigenissen af, de woorden: ‘onwaarheid en onrecht’ met bestuur en bestuurders van Nederlandsch-Indië in verband worden gebracht? (....) De steller der oproeping heeft eene niet geringe verantwoordelijkheid op zich geladen. Bedoeld als principiëele uitnoodiging, streeft zij haar oogmerk voorbij en brengt de zaak in gevaar, die niet slagen kan, tenzij los van deze motieven. Aan karaktervorming hebben wij behoefte. Niet aan demonstratiën, die op karakterlooze mensch- en zelfvergoding uitloopen. Versterking van het gemeenschapsgevoel zij onze taak. Niet het spannen eener vierschaar, waardoor tusschen zonen van hetzelfde land eene klove moet ontstaan. Dat Multatuli echter, den ouderdom onverzorgd naderend, niet ontgelde, wat thans in zijn naam wordt misdreven. Huldigen wij in hem metterdaad, den letterkundige, die, voorwaar van hartstocht niet vrij, luide en alom zijn woord, zij 't ook als krijgsklaroen, deed klinken. Nemen wij hem met zijn deugden en zijne niet geringe gebreken. Ook te zijnen aanzien gaat de albeheerschende geschiedenis over tot de orde van den dag en zal zij het kaf van het koren weten te scheiden. Ook hij behoort tot hen, die op zijne wijze bouwsteenen hebben aangebracht, bij het licht der historie te ordenen. Niet eene beweging in naam van Multatuli, doch een waardig eereblijk aan Multatuli zij de leuze. Het laatste is het uiterlijk teeken eener eerlijke, oprecht gemeende erkenning. De eerste verwijst naar instemming met eene richting, voor wier veld winnen op groote schaal een goede genius ons land en ons volk behoeden moge. Amsterdam, 28 Maart 1882. J.A. Levy. |
|