[maart 1882
Brief van A.C. Loffelt aan Huldeblijk-kommissie]
Omstreeks 25 maart 1882
Brief van A.C. Loffelt aan een lid der Huldeblijk-kommissie. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-3 en 4 (½) beschreven. (M.M.)
WelEdGeb Heer,
In antwoord op Uw geeerd schrijven diene het volgende.
Het is ongeveer zeven jaren geleden, dat ik Dordt verliet. Bij het verjaarsgeschenk indertijd Multatuli aangeboden leverde die stad het leeuwen-aandeel, voor een groot deel door mijn bemoeiingen. Bij gelegenheid eener voordracht van M. bewerkte ik ook, dat hem een fraai geschenk (de werken van LacroixGa naar eind1. over de Kunst in verschillende tijdvakken) werd aangeboden. De geest is er dus goed, maar het kan zijn, dat de prikkel verzwakt, wanneer reeds een paar keer in dien zin gearbeid is. Een groot deel mijner circulaires zond ik er heen met weinig succes, men schreef mij dat daar ter stede de heer Kieviet de Jonge de beweging steunde en werkzaam was. Ik twijfel niet, of die zaak zal nog wel in orde komen. Mocht U u willen wenden tot meerdere personen aldaar, dan beveel ik U daarvoor ten zeerste aan den heer D v Wageningen Lid v d Gemeenteraad, bij wien M wel gelogeerd heeft.
Wat Zwolle betreft daar woont een bewonderaar van M's werken, dien U en den heer Iterson te Tilburg ook kent. Ik bedoel den Ingenieur Déking Dura.
De bekentenis moet mij van het hart, dat volgens mijn ondervindingen op dergelijk gebied 't mij voorkomt, dat de voorbereidende werkzaamheden voor de zaak wel wat overhaast geschied zijn. Zoowel de plaatsen als de personen hadden minder uitsluitend moeten zijn. Door eerst comités op te richten zou er meer verscheidenheid in rang en stand onder de onderteekenaars gekomen zijn. Wetenschap, Kunst en Kapitaal zijn niet in gelijke mate vertegenwoordigd. In den Haag b.v. 4 schilders, die natuurlijk allen ongeveer dezelfde relaties hebben. Duid het mij niet ten kwade wanneer ik dit denkbeeld uit, want het is het gevoelen van verscheiden medeonderteekenaars, die ook de netten wijder gespannen hadden willen zien.