adres - en er is bijgevoegd wat u lezen zal. Op mijn verzoek zijn verdere commentaren weggelaten. 't Was zóó meer dan genoeg! Met de Zutph. Ct. kan ik dus weinig voor de zaak doen. Vrijer ben ik in de Kamp. Ct. waarin ik de lezers getrouw op de hoogte heb gehouden van de geheele Havelaarsbeweging van 't begin af, en waarin ik nu eene opwekking heb geplaatst tot deelneming aan de Multatulizaak. In Thieme's Boekhandel ligt nu de lijst, en toen van morgen de circulaires er waren heb ik er terstond een aantal rondgestuurd: aan iedereen van wien ik maar eenigszins denken kan, hij is een Multatuli-vereerder. Veel, vrees ik, zal 't niet geven in ons Kapelmanrijk stedeke: Droogstoppel zetelt er, Kapelman woont er, en wie er wezen moesten, zijn er niet! Toch zal ik natuurlijk m'n uiterste best blijven doen, zoowel door mondelinge opwekking als door 't zenden van circulaires. Gisteren sprak ik iemand, die een stuk vóór Multatuli woû schrijven in de Zutph. Ct. Ik zei natuurlijk: uitstekend, maar de man heeft zich heden niet vertoond, - bovendien ik weet niet of hij wel voor schrijven in de wieg is gelegd. Ik kom echter tot u met een voorstel, met een verzoek. Zooals U lezen zal, vraagt de Zutph. Ct.: ‘Zou Multatuli 't aannemen?’ Als u, in uw qualiteit van commissielid, daarop nu eens even antwoord kwam geven, dan kan U daaraan nog een enkel hartig woordje toevoegen en tevens het mij tegengeworpen bezwaar beantwoorden: ‘ge kunt hier niet met 'n rijksdaalder aankomen en vijf en twintig gulden kan ik niet geven.’
Zoo hebben reeds twee lui me geantwoord. En dan zei ik wel: ‘alles is blijkbaar welkom’, maar men gelooft het niet en ik heb ook geen zekerheid daarop. Als U dat stukje direct naar Zutfen zond, onderteekend, dan twijfel ik niet of 't wordt opgenomen. - Ook naar buiten de stad heb ik circulaires verzonden. Geen nieuws meer. Met beleefde groet heb ik dus de eer hoogachtend te zijn,
Uw dienstv. dr. J. De Meester.
(In haast.)