[december 1881
Brief van Mimi aan C. Bremer-Snelleman]
Omstreeks begin december 1881
Brief van Mimi aan mevr. C. Bremer-Snelleman. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-3 beschreven. (M.M.)
Lieve Mevrouw! Hoe vindt u wel dat ik nog niet eens de ontvangst van het muziekboekje meldde? Och we hebben nog al getob gehad de laatste dagen - en zoo stelde ik uit en uit - maar daarom niet minder hartelyk dank voor het lieve boekje. Behalve het groote doel dat Wou er uit leeren moet vinden wy er ook liedjes in die hy zingen kan, wat erg gezellig en prettig voor ons is. Ons meen ik nu mee Wou en my, maar papa heeft er ook genoegen van. Papa heeft Wou geholpen om die aardige jachtprent uitteknippen en te plakken die u al weer voor het mannetje gezonden hadt. O dat kleine bedorven mannetje van ons.
Lieve Mevrouw tot myn vreugd kan ik u mededeelen dat dek zyn best doet om dezen winter thuis te blyven. Hy moet dan hard werken, heel hard, en moet daartoe heel wat bezwaren overwinnen, maar hy kan dan althans thuis blyven. enGa naar eind1. hoeft niet te reizen en trekken en kou en wind en armoe te lyden in allerlei onmogelyke plaatsjes van de holl. kaart. Zeker, zou ik 't heel prettig gevonden hebben U eens te bezoeken in uw huis - maar dek zou er niet toe gekomen zyn! en dan was het toch voor u het echte ware niet geweest. en misschien had ik heelemaal niet gedurfd van wege de teleurstelling voor U als dek niet kwam. Nu dat zyn spitsvondige uitpluizeryen en niet erg ter zake, daar ik denk wy allen rustig thuis blyven. Dek heeft een heerlyken kachel op zyn kamer die zyn kamer gelyktydig verwarmt. hy ziet er heel vriendelyk uitziet en 's nachts niet uitgaat. zoodat het niet koud wordt by hem dat is veel waard voor hem.