Volledige werken. Deel 21. Brieven en dokumenten uit de jaren 1881-1882
(1990)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 318]
| |
Nieder-Ingelheim 8 Juni 1881 Geachte Heer De Beer! Vergeef me dat ik U zoo lang liet wachten op antwoord. Ik zat by 't ontvangen van Uw eersten brief (10 Mei!) in gekke beslommeringen. O.a. woonde ik niet. En ik legde Uw circulaire terzy - in groot gezelschap, helaas! ‘Onder de eigenaardigheden die dezen schryver kenmerken, behoort in de eerste plaats dat-i zoo'n vervloekten hekel heeft aan schryvery!’ Zie daar, waarde verzamelaar van auteuriana, reeds één byzonderheid. Overigens ben ik gekomen den 2n Maart 1820. Myn ouders waren welvarend en godsdienstig, maar zeer eerlyk. Van die drie voorvaderlyke hoedanigheden is slechts de laatste op my overgegaan. Op myn 8e jaar reeds maakte ik verzen, die welwillende toehoorders in verrukking brachten. Myn verstandelyke vermogens waren dan ook zeer zwak, zoodat er altyd boodschapjes naar den onderwyzer werden gezonden om 't asjeblieft den jongenheer niet kwalyk te nemen dat-i z'n les niet kende, ‘t Kind had waarlyk z'n best gedaan, maar kon met den besten wil niet leeren.’ Dat is nòg zoo. Niemand heeft besef van de zwakheid myner hersenen. Wat anderen terstond begrypen, kost my weken, maanden, jaren, nadenkens. Veel dingen zelfs die overal intellektueele compaseuxGa naar eind1. zyn, leer ik nooit. Dit geef ik U niet als sarkasme. 't Is eenvoudig-waar. Myn grootste (eenige?) verdienste is de dappere worsteling tegen dien hersenfout. Ik kon en kan dien afmattenden stryd slechts volhouden door veel onthouding, liever: door my te onthouden van veel. ‘Multatulit, fecitque puer, sudavit & alsit’Ga naar eind2.... o ja, maar vooral: ‘abstinuit Venere et Baccho’Ga naar eind3.. Ik bezocht scholen die voor zeer goed doorgingen, maar waar ik weinig leerde. 1o omdat ze niet deugden, 2o en voornamelyk, omdat ik zoo speelsch was. Toch was ik ook in spelen niet sterk. Eens zag ik een jongen op de straat een priktol ‘zetten’ die hy, zonder 't dingGa naar eind4. den grond te laten raken, op de hand ving. Dat wilde ik nadoen, en zie... ik kan 't nòg niet! Maar leeren zàl ik 't. Er is kans op oefeningstyd. Het huis dat ik thans bewoon, moet zeer gezond zyn: daarin is nog nooit iemand gestorven. Die manipulatie met een priktol heet (naar ik in 1830 vernam) ‘scharmaaien’ en evenmin als ik de kunst kan uitvoeren, begryp ik den oorsprong van dát woord. Maar ook dàt zal ik vinden. Want ik | |
[pagina 319]
| |
houd veel van etymologie, en geef nooit 'n plan op. Mn voorvaderenGa naar eind5. waren Friezen. Ook wiskunde alzoo trekt me aan, en ik zou er grootsch op wezen als ik bewyzen kon dat de logarithmen - Douwes onder m'n voorouders behoorde. Maar alle bewyzen van adeldom myner familie zyn verloren gegaan. Ik heb dus de moeite moeten nemen m'n eigen stamvader te zyn. Even 18 jaar oud, vertrok ik naar Batavia. Van Vloten schynt het beter te weten, en nà of naar hem, De KeyzerGa naar eind17. in z'n dikke bloemlezing. Durft gy Van Vloten tegenspreken? Ik niet. Hy scheldt zoo, en na de zwakte myner verstandelyke vermogens, is afkeer van vuiligheid een myner meest kenmerkende eigenschappen. Tot die eigenschappen behoort ook dat ik dichter ben, en alle verzenmakery naar de kinderkamer wil verbannen zien. Korte extemporeetjesGa naar eind6., deviezen voor ulevellen, albumversjes en soms 'n epigram, kunnen misschien nu-en-dan gedoogd worden. Voor ten Cate e.d. eisch ik levenslang cellulair, of 'n hofchargeGa naar eind7.. Een professoraat in de Letteren is ook goed. Lieve god, wat moet ik nog meer zeggen? Wat behoort er eigenlyk in zoo'n Konversations lexikon onder 't hoofdbestuur van de firma Spamer? Om my te oriënteeren, sla ik De Keyzer op, in voceGa naar eind8.: ‘Cremer.’ Er blykt dat die zeer gevierde schryver zelf de inlichtingen heeft gesuppediteerdGa naar eind9.. O, mnheer de Beer, ik ben bureauman geweest! ‘Gesuppediteerd’ m'nheer? Burgerlyk gesproken, Cremer zelf leverde aan De Keizer al 't luisterryke nieuws dat noodig schynt om den lezer zyner novellen behoorlyk te doordringen van eerbied voor iemand die oâ voor aa zeggen kan. Na de mirobolanteGa naar eind10. mededeelingen van den Heer Cremer, durf ik waarachtig met myn curriculum vitae niet voor den dag komen. Wat al aanzienlykhedens! Een grootvader die Litt. Doctor en Rector was! Ik weet niet eens of ik 'n grootvader gehad heb! ‘Van z'n 10e tot 15e jaar op 'n kostschool.’ Na m'n 12e jaar heeft de fransche M'sieurGa naar eind12. me niet meer gezien. Ja toch, eens of tweemaal, in '53. Er staat iets van in m'n Ideën. Maar geleerd heb ik toen weinig anders dan dat er van den man weinig te leeren viel. Die m'nheer Roodhuyzen te Oosterbeek moet 'n àndere kerel geweest zyn, hy die nu auspiciis Cremeri et KeyzeriGa naar eind11. vereeuwigd wordt. ‘Op 't atelier van den schilder Hendriks, ‘F.H. Hendriks’... alweer | |
[pagina 320]
| |
'n vereeuwiging! En ik arme drommel die niet eens in de gelegenheid gesteld werd, scharmaaien te leeren! Wat heb ik te stellen tegenover 't: ‘groot boschryk landschap’ en den ‘eersten roman’ van den heer J.J. Cremer? M'n ‘Bruid daarboven’ is niet boschryk en de schilderyen die ik - neen, liegen wil ik niet, schilderyen heb ik nooit begaan. De meest gepaste ophemeling heeft hare grenzen. ‘Waar hy de letteren (....) beoefende’ Gut, dat heb ik nooit gedaan! Wat zou't ook gegeven hebben? En waartoe, lieve hemel? Juist die autobiografie van den gevierden Cremer levert de meestafschrikkende voorbeelden van de ellende waartoe zoo'n levensrichting leidt. De man die van heele fatsoenlyke afkomst was... Verbeeld U, z'n ouders hadden 'n ‘buitengoed.’ Op dat ‘buitengoed’ - ik kan 't woord niet schryven zonder siddering in m'n binnengoed - op dat ‘Buitengoed’ is Cremer's ‘eerste Overbetuwsche Novelle’ geschreven. Waarde Heer De Beer, zyt ge wel zeker dat de firma Spamer in relatie staat met 'n goede drukkery? O, och en ach, als er eens groot-kapitaalletters mankeerden voor des heeren J.J. Cremer's fatsoenlyke ouders! Buitengoed? Eenmaal, na t ondergaan der europesche beschaving zal de oudheidlievende mongool met weemoed staren op de plek waar Cremer's ‘Wiege mie’... Maak den zin maar uit. Ik ben verdrietig en beschaamd als ik bedenk welke geringe hokjes die Mongool zal te doorsnuffelen hebben om den nageur te rieken van m'n eersten letterkundigen arbeid. Arme Mongool. Arme ik! Neen, o goden, dank voor uw jaloersche gierigheid die my 'n binnenplaatsjen aanwees tot tooneel myner eerste uitspatting! Dank, duizendmaal dank! Weldadig was de afkeer die ge my hebt ingeboezemd van letterkundery, en helderder dan ooit zie ik in, dat... Hier had 'n geloovig V. Merkensche tegenspoednuttige verzuchtingGa naar eind13. moeten volgen. Maar ik heb er geen lust in. Liever 'n korte aanwyzing hoe 't soms afloopt met lieden die... op n Buitenplaats met ‘Wiege mie’... Cremer is gestorven als officier van den EikenkroonGa naar eind14., en - alsof die het verbolgen lot niet genoeg ware! - als ridder van den Nederlandschen Leeuw. Nederland en zyn Regeering - recht- | |
[pagina 321]
| |
vaardig als de goden zelf - hebben hem behandeld als 'n haagschen hofrekel. Et direGa naar eind15. dat er menschen zyn, die niet aan 'n vergeldend god gelooven! 't Is om Wiegemieën te deklameeren van verontwaardiging.- Maar intusschen zit ik nog altyd in den brand met de billyke eischen van de firma Spamer. Niets natuurlyker dan dat heel Duitschland nieuwsgierig is naar de manier hoe ik my ontwikkelde. Maar eilieve, ik heb me in 't geheel niet ontwikkeld. Ziedaar de moeielykheid van 't relaas. En ik sta niet alleen in die meening. Als er in hollandsche tydschriften van letterkundery spraak is, word ik zelden genoemd, een kiesheid die ik op hoogen prys stel, al zy 't dan dat ze by meer verlichten uit minachting voortspruit omdat ik in 't woord ‘avend’ geen o kan verdragen, en schh 'n gekke lettergroep vind. Zyt ge verzekerd dat de firma Spamer uw berichten niet kontroleert? Weet dan dat ik hier te Ingelheim slechts aan zeer weinig vertrouwden bekentenis heb afgelegd van 't métier dat Nederland me opdringt. De politie heeft me als ‘Rentner’Ga naar eind16. geboekt. Hoe nu, als Spamer cross-examination instelt? Zoudt ge niet beter doen, my een plaatsje in zyn Konversationslexikon te bespreken onder de bankiers? Zóó is het! Zeg aan Spamer dat ik in Indie my verzet heb tegen geweldenary, en dat de dankbare Natie me daarvoor met schatten beloond heeft. O, vertel er niet by, om godswil niet, dat 'n zeer enkele my voor die moedige plichtsbetrachting heeft uitgescholden, zwartgemaakt, belasterd. 't Mocht eens dezen of genen afschrikken van 't goede! Breng overigens, wat ik U bidden mag, de Duitschers niet in de meening dat Havelaar's pogingen en offer iets goeds hebben tot stand gebracht voor 't mishandelde Indie. Het tegendeel is waar. Volgens de laatste berichten is ‘Lebak een woesteny’. Zoo zeggen de indische couranten, en Nederland, uit de berichten al weder - ten-overvloede waarlyk! - de overtuiging puttende dat Havelaars streven een rechtmatigen grond had, heeft zich gehaast, my als nationaal huldeblyk nog eenige millioenen optedringen. Ik zal ze gebruiken om sekretarissen te bezoldigen, en, m'n nuttelooze pen voor goed weg werpende, aan m'n vyanden 't voorwendsel te ontnemen my voor 'n fabrikant van boeken uittemaken. Na vriendelyke groet Uw dienstwillige DouwesDekker | |
[pagina 322]
| |
Hebt ge lust dezen brief te publiceeren, my wel! Maar dan geheel, en zend my de proeven. Dan kan ik hier & daar eenige slordigheid in uitdrukking verbeteren. Ik ben juist in 'n korrektie-bui, en bezig met de nieuwe uitgaaf van den ‘Havelaar’. Dat boek is zoo mooi, zeggen ze! Wat 'n volk! Vertel 't niet aan Spamer. We zyn toch al in 't Buitenland niet zeer gezien. |
|