Volledige werken. Deel 20. Brieven en dokumenten uit de jaren 1879-1880
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 563]
| |
Geisenheim a/R 13 Dec. 80 Waarde De Geyter! Wat eigenlyk de oorzaak is dat wy sedert zoo langen tyd niets van elkander vernamen, weet ik niet. Ik heb steeds met vriendschap aan U gedacht. Dat ik 'n luie schryver ben, is waar. Onder alle deugden die me versieren, staat afkeer van pen en inkt bovenaan. Ik hoop dat ge 't als 'n blyk van hartelykheid zult beschouwen, dat ik, in weerwil van ons wederzydsch zwygen, aan Uw hartelykheid blyf gelooven, en zelfs zoo vry ben daarop 'n wissel aftegeven. Nu, de voldoening zal U niet zwaar vallen! De heer G. Valette, nl. verzoekt my hem met U in kennis te brengen, en hoe gaarne ook aan dat verzoek voldoende, ben ik er toch eenigszins over verwonderd daar ik weinig of geen personen ken die, zoowel in den omgang als in hoedanigheid van letterman, beter dan hy alle aanbeveling missen kan. Ik verdenk hem dan ook van de huichelachtige poging my door z'n verzoek ongemerkt 'n genoegen te doen. Want, 'n genoegen is het my hem aan U voortestellen. - Ik ben zeer ontevreden over byna alles wat my op litterarisch gebied onder de oogen komt, en verklaar ronduit dat ik niet dan met zekeren weerzin me zie rangschikken onder de rubriek: ‘Letterkundigen’. Er gaat geen dag voorby zonder dat ik me, by 't opnemen van dagblad, vlugschrift of boek, aan die benaming erger. By 't beoordeelen van verreweg de meeste letterkundige voortbrengselen, is m'n hoofdindruk: ‘Aan 'n publiek dat zulke dingen slikt, heb ik niets te zeggen!’ Ik behoef U niet te verzekeren dat de hieruit voortvloeiende moedeloosheid 'n verdrietig vrachjen is. Ook op moralistisch en staatkundig terrein onderga ik denzelfden indruk. Doch dit doet nu hier niets ter zake. In verband met den hoofdinhoud van deze brief (d.i. de introductie van den heer Valette) bepaal ik me nu by letterkunde. Een oppervlakkig beoordeelaar zou misschien tot de gissing geraken dat m'n byna algemeene afkeuring van wat de mannen der pen ons te lezen geven, een gevolg was van zwartgalligheid. Sommigen zouden wellicht meenen 'n nog leelyker oorzaak van m'n ontevredenheid te vinden in afgunst. Welnu, noch 't een, noch 't ander is het geval. M'n vrouw die m'n dagelyksche klachten aanhoort, en ook de onuitgesprokene ver- | |
[pagina 564]
| |
staat uit de manier waarop ik 'n boek toesla of neerleg, zy kan getuigen hoe innig verheugd ik ben by 't vinden van iets dat me goed voorkomt. Die vreugd is my 'n blyk dat m'n byna doorgaande stemming niet aan zwartkykery of nyd mag worden toegeschreven. Het eerste zou overigens zoo vreemd niet wezen daar verdriet en miskenning zoo vaak tot onbillykheid leiden, maar afgunst ligt volstrekt niet in m'n karakter. Ik ben er te hoogmoedig toe. (Kyk die sarkastische pen! Ze spat 'n vlek na die ophemeling.) Indrukken dan van vreugd over iets goeds had ik te danken aan de kennismaking met de stukken van Valette. Tot voor ± een jaar geleden kende ik hem niet (hetgeen niet vreemd is daar hy, nog zeer jong, eerst sedert kort als schryver is opgetreden) doch terstond bemerkte ik dat hy niet behoort tot de onhandige frazenmakers die erin geslaagd waren my afkeer inteboezemen van byna alle schryvers. Het viel my in 't oog dat hy streeft naar juistheid van uitdrukking, 't geen m.i. de alpha en omega behoort te zyn van alle uiting. ‘Al het andere zal U toegeworpen worden’ zooals de schrift zegt, al doelt ze dan daarby op heel wat anders dan juistheid van uitdrukking, die in háár kraam niet zou te pas komen. Maar in de myne wel! Ge weet hoe dikwyls ik in m'n Ideën op m'n stelling te dien opzichte heb aangedrongen. Volgens myn methode van kritiek nu is de heer Valette 'n uitstekend schryver, een der besten die we hebben, zoo niet de beste! Begryp dus hoe aangenaam het my is, hem in Uw achting en hartelykheid aantebevelen. Maar, nogeens, hy heeft die introductie niet noodig. Dit zult ge, zeer spoedig na de kennismaking ontwaren, en 't even als ik 'n blyk van bescheidenheid vinden dat hy hierover anders gedacht heeft. In één woord, hy is iemand van solide kennis en denkkracht, 't geen zoowel uit z'n schryven als in den omgang blykt, en alzoo zult ge, door hem met open armen te ontvangen, wel hem en my voorzeker, maar tevens U zelf 'n genoegelyke dienst doen. - Physiek en materieel gaat het me redelyk wel. Maar ik voel me oud worden (weldra 61!) en ben lusteloos. De in Nederland gebruikelyke taktiek van doodzwygen verlamt me. Men onthoudt my den weerklank dien elk artist tot voortbrengen noodig heeft. Wel zyn m'n paradoxen van 20 jaar geleden gemeenplaatsen geworden; wel zou ik misschien 't recht hebben dezelfde toekomst | |
[pagina 565]
| |
te voorspellen aan m'n denkbeelden van heden, maar... Och, ik ben moê!Ga naar voetnoot* Van m'n volwassen kinderen beleef ik weinig vreugd. Een der oorzaken daarvan ligt in 't zwervend leven dat ik vier jaren vóór en ± 10 jaren nà 't schryven van den Havelaar geleid heb. Ze zyn van my vervreemd! M'n vrouw is by voortduring 'n engel van trouw en zorg.Ga naar voetnoot** Bovendien geniet ik van eenige vrienden veel goeds, zoodat ik, alles saamgenomen, wel reden tot tevredenheid heb. Een ouderloos kind dat we hebben aangenomen brengt door z'n beminnelykheid en gezond opgroeien 'n vroolyk lichtstraaltjen in onze woning. Verheug me nu eens met eenig bericht omtrent Uwen welstand. Ik heb zulke aangename herinneringen van Uw lieve vrouw. Groet haar hartelyk van my. Adieu, beste kerel, maak dat ik iets goeds van U hoor, en geloof me voortdurend Uw liefheb Vriend (Get.) Douwes Dekker.
Ik - al weer 'n vlek, en zonder hoogmoed! 't Was dus zooeven geen sarkasme van m'n pen, goddank! Nu wat ik er nog wilde byvoegen, was dit: ik schryf aan Valette dat hy te Antwerpen komend (ik meen tegen 't einde der week) U van z'n komst bericht geve, en dat ge hem dan terstond vriendschappelyk teeken van leven geven zult. Dit mocht ik immers wel verzekeren? |
|