Volledige werken. Deel 20. Brieven en dokumenten uit de jaren 1879-1880
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[6 december 1880
| |
[pagina 544]
| |
door velerlei leed ingenomen liet niets van zich hooren. Nu kan ik helaas niet zeggen dat er op dit laatste punt iets veranderd is, maar by de naderende ‘feesten’ (om de landläufigeGa naar eind1. uitdrukking te gebruiken) kunnen we berekenen dat U een vacantie te gemoet gaat. En, zoo het reizen in den winter geen groot bezwaar voor U is, zouden Dek en ik U wel willen uitnoodigen die vrye dagen by ons te komen doorbrengen. U zoudt er ons beiden een groot genoegen mee doen, want daar Dek met hartelyke belangstelling aan U denkt zie ook ik met veel genoegen uw kennismaking te gemoet. Het heeft hem gehinderd U zoo te verwaarloozen zooals hy zegt, maar ge hebt hem dat nooit kwalyk genomen, niet waar? Dat was lief van U. De reis hierheen is niet zoo heel lastig, tenzy U een erge vyandin van sporen waart. Wanneer men 's morgens om ongeveer elf uur met den trein uit Arnhem vertrekt is men 's avonds zeven uur hier. Ook behoudt men het geheele traject hetzelfde coupée. Maar over dat alles schryven we u nog nader. Eerst wachten we nu een woordje van u of de lust u niet ontbreekt en ge vry zyt om onze uitnoodiging aantenemen. Wy leven hier heel stil, maar de buiten-natuur kan ook in den winter nog schoon zyn, en bovendien heeft de winter toch in elk geval zyn gezellige avonden boven den zomer voor. En dan krygt u ook ons Woutertje te zien, papa's oogappel. Houdt ge van kinderen? Voor my zal 't ook wel belangryk zyn eens wat van uw omgeving en werkkring te hooren. Vroeger was ik een beetje beter op de hoogte der schoolzaken, maar thans is dat geheel afgesleten. Toch interesseert het my nog altyd. Wilt ge ons nu spoedig schryven? Met de hartelyke hoop dat uw antwoord ons niet zal teleurstellen, lieve jufvrouw Uw zeer toegenegen Mimi Douwes Dekker Schepel
Lieve Titia! Ziedaar eindelyk de uitnoodiging die reeds voor 1 jaar had moeten gedaan zyn! Och, meid, ik had telkens beletselen! Nu zult ge my groot genoegen doen als ge komt. De winter is dunkt me geen bezwaar, daar de hoofdzaak toch op huiselyk zamenzyn neerkomt, niet waar? Kom dus als 't U eenigszins | |
[pagina 545]
| |
mogelyk is. Mocht er 'n bezwaartje wezen van geldelyken aard, dat neem ik heel graag op my. Dag, beste meid, wees hartelyk gegroet van
Uw vriend Dek |
|