Volledige werken. Deel 20. Brieven en dokumenten uit de jaren 1879-1880
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 512]
| |
[11 oktober 1880
| |
[pagina 513]
| |
wat hooger dan noodig was opgedreven, vond ik er geen bezwaar in den man 'n bod te doen, 't welk hy aannam. Kortom Mimi heeft die zaak flink beredderd, maar agitant was het! 2o. Voor 'n week of tien kreeg ik bezoek van 'n man dien ik reeds by vorige gelegenheden als zeer hartelyk had leeren kennen. Hy bleef slechts twee dagen. Toevallig was er in zyn tegenwoordigheid spraak geweest van 'n huisje met tuin aan den overkant van den ryn dat te koop was, en we hadden ons uitgelaten dat wy 't wel zouden willen hebben. Heel ernstig gemeend was, van myn kant althans, die wensch niet. Wel geloof ik dat Mimi 't bezit van dat huisje aardig vond, maar zeker was myn meespreken zonder doel, want daar ik geen geld had kon ik niet aan koopen denken. Toen ik m'n vriendelyken gast naar den trein bracht, zeide hy: - O ja, wat dat huis te Ingelheim aangaat, koop dat maar. - Mooie grappen! Ik heb geen geld. - O, dat heb ik wel. En ik zal 't u zenden zoodra ge 't noodig hebt. Dat heeft-i gedaan! (Ik heb nu hier allerlei beraadslagingen en schryvery overgeslagen.) De nobele kerel heeft zonder eenige zekerheid vooruit te vragen, aan my overlatende welke rente ik betalen wilde, kortom op de meest flinke en edelmoeidige wyze 14000 mark gezonden. Zooveel was de eisch, doch 't is voor 11000 mark gekregen, wat ik hem natuurlyk heb meegedeeld. Ik mocht zei hy 't overschietende voor de noodige vertimmering gebruiken. Zoodat ik nu, beste Iterson, op m'n ouden dag huiseigenaar geworden ben. Er is iets komieks in. Maar heelemaal pleizierig vind ik de zaak niet. Het project van vertimmering loopt ver ver uit den gis! En ik zie zeer tegen 't verhuizen op. En 't gemaal dat uit zulke dingen voortvloeit. Och, ik had nu, wel beschouwd, maar liever in 'n huurhuis blyven wonen! Als ik er nu in slaag dat huis vry te krygen, zoodat ik Mimi en Wouter iets nalaat... maar dat is de vraag. En wat zal zy na m'n dood met 'n huisje doen? Neen, dit trek ik in. Zeker zal zy er groente en vruchten teelen, genoeg om byna zonder geld te kunnen leven. Enfin, al is m'n indruk over die acquisitie zeer gemengd, de zaak is beklonken, en dus... geen zwartgallighedens! Het huis ligt wel naby maar niet aan den ryn, en wel op 'n hoogte, aan de Chaussée van Mainz naar Ingelheim. De grond is histo- | |
[pagina 514]
| |
risch. Te Ingelheim had Karel de Groote een paleis (waarvan nog restes zyn) en de weg waaraan ik woon is onder zyn regeering aangelegd. Vlak by 't huis staat in een touffe boomen 'n zuil waarop: Route de Charlemagne Wat die ‘préfet’ met dien zuil bedoelde, wat hem bewoog... wel, 'n voorwendsel om die twee keizersnamen op één steen te griffelen! Hoe dit zy, Charlemagne heeft in die buurt gehuisd, gewerkt, vergaderingen belegd, en: 'n Put gegraven! zegt m'n eenige buurman, 'n oude boer. Zoo zeggen ook de lui te Ingelheim. Die put is nu de myne. 't Is de put op myn erf! Wie had dat gedacht? En al zy 't nu niet historisch bewysbaar dat Karel de Groote dat ding graven liet, men zegt het, en dat is al iets, niet waar? Uit die put zult ge water drinken als ge in de zomer van '81 ons bezoekt. Vervolg hierna. Hartelyk gegroet Dek.
Ik heb nog vergeten te zeggen dat m'n hartelyke helper my uitdrukkelyk verboden heeft z'n naam te noemen. Visch er dus niet naar. Woutertje sprudelt van levenslust. 't Is 'n aardige jongen. Zoo even zei hy tegen Mies: ‘hoor eens, als jy 'n klein oud vrouwtje bent geworden, zal ik je in een korfje zetten, en overal heen dragen waar je wezen wilt. Wees maar gerust hoor! |