[mei 1880
Brief van Multatuli aan J. van der Hoeven]
Omstreeks 25 mei 1880
Brief van Multatuli aan J. van der Hoeven. Enkel velletje postpapier, waarvan blz. 1 beschreven. (M.M.) De rest van de brief is verloren gegaan.
Niemand dankt er U voor, als ge uit vrees voor z'n booze tong iets nalaat of uitstelt. Het onnoodig geven van aanstoot is onverstandig, maar al te veel vrees voor afkeurend gebabbel is ook niet goed. Ja, ik begryp dat de vraag: wanneer? U beiden bezig houdt. -
Zeg (nog eens) kom je in den komkommertyd m'n rozen zien? Ons huisje is zeer logeabel. Heb je lust iemand meetebrengen, doe 't gerust. Buys zal zeker niet gelyk met je van huis kunnen. Maar misschien zoudt ge Uw broêr den gymnasiast eens 'n genoegen willen aandoen. Een bed (of desnoods: slaapplaats) zal er altyd ook voor hem zyn. We kunnen wel vier gasten bergen, natuurlyk als er een of twee makke schapen by zyn. -
Nu ga ik naar m'n tuin. Dag beste trouwe kerel, hartelyk gegroet van
Uw Dek
M'n vrouw is wel, en ook zy ziet bruin van de buitenlucht. Ze plant groenten.
Woutertje is 't liefste kind dat men zich denken kan, 'n ware schat.