Volledige werken. Deel 20. Brieven en dokumenten uit de jaren 1879-1880
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdDe voordracht van Multatuli.]Donderdag 26 Febr. hadden we het genoegen de voordracht van den heer Douwes Dekker bij te wonen. Het genoegen scheen | |
[pagina 409]
| |
wederkeerig te zijn, ten minste de spreker gaf meer dan eens op duidelijke wijze te kennen hoe aangenaam het hem was dat een zoo groot publiek op zulk een ondubbelzinnige wijze toonde met aandacht naar zijn woord te willen luisteren. - We willen trachten een kort verslag van de rede te leveren; een verslag dat slechts enkele van de zaken zal aanstippen die werden behandeld, terwijl de wijze waarop dit geschiedde, de wijze die slechts Multatuli eigen is, niet door een verslag kan worden weergegeven, ofschoon de indruk daarvan onafgescheiden van behandelde zaken, zeker nog lang in 't gemoed der hoorders zal voortleven. Idealismus en realismus zou het onderwerp zijn. Twee woorden, woorden die, als zoo vele anderen, met een variant op het aan Tayllerand toegeschreven gezegde, door spreker gezegd werden, te dikwijls dienen om te verbergen dat men geen gedachten heeft. Moet men het een of het ander als levensbeschouwing kiezen, zich meer in het bijzonder met ideën, denkbeelden, of met feiten en zaken bezighouden. Spreker gaf dadelijk zijn antwoord: men moet de twee niet scheiden, in 't leven komt die scheiding niet te pas, zij is zelfs niet mogelijk. Het eerste deel van sprekers betoog diende daarna om aan te toonen, dat ten allen tijde en overal personen, die om de eene of andere reden voor uitstekend gehouden werden, in hun leer en leven die scheiding niet hadden verkondigd en niet toegepast. De Grieken met hun veel-godendom - dat eigenlijk niet van het ééngodendom verschilde omdat die goden slechts de verpersoonlijkte eigenschappen van den eenen God waren - zij die zoo dikwijls als de dragers van het idealisme worden voorgesteld, hadden goden voor hun huizen, tempels, boomen, bronnen, doch ook voor liefde, haat, oorlog, vrede; en al die goden, Zeus zelf niet uitgezonderd, waren menschen in hun behoeften en hartstochten, die zeer realistisch woonden, aten en dronken en zelfs dingen deden, waarvoor menig mensch zich zou schamen. - Homerus, voor velen de idealistische zanger bij uitnemendheid, hoe echt realistisch is zijne beschrijving van het beleg van Troye op vele plaatsen. En Genesis! Waar iemand of eenigen de inderdaad verheven taak op zich nemen voor het nageslacht te boek te stellen hoe uit niets iets ontstond, dat alles zou worden, daar zou men, zoo ergens, het | |
[pagina 410]
| |
idealisme zonder eenig realisme mogen verwachten. Doch lees de zonderlinge histories in 't boek Genesis verhaald, en gij zult den dichter van dat boek niet houden voor iemand, die de scheiding tusschen idealisme en realisme erkent. Bij Mozes eveneens; hij die van aanschijn tot aanschijn met den Heere God had gesproken, die de wet van hem had ontvangen, hij gaf regelen voor de zoogenaamd hoogere behoeften van zijn volk zoowel als voor de allerlaagst stoffelijke. Paulus, die tot in de hoogste hemelen was doorgedrongen verzuimde niet in een zijner brieven te waarschuwen om bij een bezoek te Rome niet 't intrek te nemen bij zekeren koperslager die hem slecht had behandeld. En eindelijk Jesus! Hoe was hij met hoog edele gedachten voor zijn volk bezield, maar hoe knoopte hij in zijn gelijkenissen alles vast aan het stoffelijke. Ook op geheel ander gebied en in andere tijden valt hetzelfde op te merken; spreker gaf een schets van de door de gravures zoo bekende schilderij Na den storm van Israels, hoe daar de gemoedstemming van een drietal personen is weer gegeven door realiteit en wees op Louise in de Vorstenschool, Louise de zoogenaamde idealistische dweepster, maar die voor het gewoon stoffelijke niet onverschillig is. Kortom, scheiding tusschen idealisme en realisme is niet in de natuur der dingen. Wij kunnen voor een afzonderlijk doel, om te leeren, die onderscheiding noodig hebben, zoo als kind een a leert schrijven door aan de o een haakje te verbinden, in het leven mogen we die scheiding niet maken en kunnen wij het niet omdat ze daar niet bestaat, terwijl de geschiedenis leert dat de grootste mannen van die scheiding niets hebben gevoeld. De scheiding buiten de deur der college kamer te willen volhouden zou zijn als gezegd wordt van de Oost Indische compagnie, die bevel naar Indië zond, wat meer foelie en wat minder nootmuskaat aan te planten! In 't tweede gedeelte van zijn voordracht zou spreker handelen als een advocaat die ‘subsidiair’ pleit. Aangenomen dat idealisme en realisme afzonderlijk als richting kunnen gevolgd worden, hoe staat het met de uitingen daarvan? 't Zou spoedig blijken dat dan hierin zooveel onwaars is, zooveel valsche munt onder beide, dat de echte geheel ontbreekt. Als voorbeelden van valsch realisme wees spr. op Michel Angelo die in zijn schilderingen de onmo- | |
[pagina 411]
| |
gelijkste voorstellen gaf, op Emile Zola die door zijn walgelijke voorstellingen haast verdacht zou kunnen worden te Keulen een fabriek te bezitten die hij aftrek wil verschaffen. Even erg is het valsch idealisme. Bilderdijk, die elf maal de diepe smart ondervond een kind ten grave te dragen, doch onze eerbied voor zijn smart onmogelijk maakt door elf maal, en soms in zonderlingste uitdrukkingen, het feit in rijm en maat aan het groote publiek te vermelden. Uit den nieuweren tijd, Ten Kate in zijn jongste gedicht in de Gids, waar bergen oud genoemd worden, omdat ze met sneeuw, oceanen, omdat ze met rimpels bedekt zijn. Vooral valsche sentimentaliteit en valsche romantiek geesselde spr. Van valsche sentimenteele liefde leverde Bilderdijk in zijn brieven een voorbeeld, in zoo'n sterk contrast met de schoone brieven van Mirabeau aan Sophie. Valsche romantiek, die iemand voor een der schoonste vergezichten geplaatst niet doet genieten, maar een citaat opdreunen van een ander die daarvan iets moois gezegd heeft; die een meisje het ziekbed harer moeder doet verlaten, omdat haar werkkring aldaar haar niet zoogenaamd hoog genoeg voorkwam, en haar ten slotte in een hospitaal als ziekenverpleegster brengt. Valsche metaphysiek die prof. Pierson, den hoogleeraar in de schoonheidsleer, tot de conclusie brengt dat in onverschilligheid, ja afschuw van de twee geslachten tegenover elkaar, het heil der menschheid moet gezocht worden; die Alexander de Groote voor den zoon van een God deed houden en die helaas, ook van Jezus een God heeft gemaakt, die de menschelijke hartstochten, begeerten en zwakheden mist, waardoor zijn lijden en strijden tot een vertooning wordt verlaagd, terwijl dit, Jezus als een mensch gedacht, in zoo hooge mate onze bewondering verdient. De natuur is een-voudig; waar wij verdeelen om bij gedeelten te leeren kennen, werkt zij in eens. Wachten wij er ons voor onze verdeelwoede in de natuur zelf over te brengen. Noch idealisme, noch realisme; streven we naar waarheid. Idealen, zeker, maar steunende op waarheid, wortelende in de werkelijkheid. Dan is de wijsbegeerte ook ons poësie, het hoogste verstand, ook de hoogste deugd. Daarnaar strevende, zullen we in ons stervensuur blijmoedig het hoofd neerleggen, als een kind dat zich moê heeft | |
[pagina 412]
| |
gespeeld, of liever nog als een werkman, die volgens zijn beste krachten aan zijn taak heeft gearbeid. |
|