[16 februari 1880
Brief van Multatuli aan Mimi]
16 februari 1880
Brief van Multatuli aan Mimi. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-2 beschreven. (M.M.)
Rotterdam, Maandag ochtend lieve Mies! Ik wacht elk oogenblik geld van Haspels, en tevens voeg ik hierby den brief van Bruinsma naar aanleiding van 'n hem ter lezing gezonden prachtstuk van 'n paar jongens te Maarsen. ‘Vermaak er U mee!’Ga naar eind1.
Tegen 3 uur ga ik naar Zutfen, ik zal my te Utrecht even ophouden om m'n koffer meetenemen die ik (nu naar 't Noorden gaande) by me hebben wil, althans niet zóó ver uit de buurt. Misschien deponeer ik hem dan ergens anders. -
Verbeelje toen ik gistravend hier aan den trein met 'n commissionair sprak om m'n goed naar Weimer te brengen (ik wou te voet gaan) drong zich 'n heer die haast scheen te hebben naast my en wou wat bepraten met dien man (ook over bagage.) De stem kwam me bekend voor. Ik zag hem aan en 't was... Huet! Zonder notitie van hem te nemen sprak ik met den commissionair door, en hy was in eens stil en trad 'n stap terug. Misschien weet-i niet dat ik hem herkend heb, maar wel merkte ik dat-i my herkende. In 't eerst namelyk wou hy me by dien kruier verdringen of overschreeuwen, maar op eens zweeg hy. Als-i doorgesproken had, zou ik hem waarschynlyk 'n ruwheid gezegd hebben. Misschien: ‘eerst heeren en dan lakeien’ of zoo iets. Nu 't hoefde niet. -
Ik ben heel wel en wou dat 'n ander 't je eens schreef. Anders denk je dat ik 't maar zeg om je optefleuren. -
Zeg, denk je, als ik zoowat tegen 't eind van m'n reis het overko-