de Kanter) en hij in de plaats zijner inwoning, ja zelfs daarbuiten, voor een waar toonbeeld van dit gebrek en daaruit geboren affektatie wordt gehouden, dan neemt de pedanterie, welke Multatuli door hem wordt ten laste gelegd, inderdaad schrikwekkende proportiën aan. -
Heeft alzoo de Heer de K. het in nederigheid ver gebracht, hij ziet in M. zijn meester, en dit zal hem hinderlijk zijn. -
Ik gevoel geen roeping M. tegen de beschuldiging van de K. in bescherming te nemen. M. staat daarvoor te hoog en heeft geen bescherming noodig, terwijl ik de K. als een te onbevoegd beoordeelaar beschouw. Hij is wel zoo goed te zeggen, dat het publiek gewoon is, een spreker van naam een weinig ijdelheid te vergeven en ze bij wezenlijke genealiteit geheel voorbij te zien. -
Het is hier dus de vraag, of wij in Multatuli iets van een spreker van naam voor ons hebben of meer dan dat, (want spreker van naam wordt men op vrij goedkoope manier) iets van wezenlijke genealiteit. De Heer de K. heeft zoo iets in M. blijkbaar niet kunnen ontdekken, hij vindt hem slechts een meesterlijk improvisator. Men moet inderdaad een de K. zijn, om zich boven al die enorme geestesgaven, door de geheele wereld erkend, verheven te gevoelen.
Daar ik mij niet op een mate van genealiteit beroemen kan, als welke den Heer de K. zoo glansrijk boven Multatuli verheft, mag ik mij ook met een dergelijk onderzoek niet inlaten. Het moet dan ook gewis aan die inferieure geestesgaven zijn toe te schrijven, als ik sommige denkbeelden van Multatuli anders begrijp dan de K. Ik meende b.v. vroeger, na het herhaald lezen van den Havelaar, dat Droogstoffel een type was van alledaagsche lamlendigheid, haast zou ik zeggen de Kanterigheid - (dit woord is even nieuw als welstandsleer en maak ik daar zoo even geachte lezers - of ook ik pedant ben!)
We weten echter nu van den Heer de K., dat Multatuli zelf Droogstoppel is. Bravo! men is nooit te oud om iets te leeren. -
Ik wil trachten den Heer M. te bewegen, dit najaar nog eens te Brielle terug te komen, en raad dan den Heer de K. aan, M's werken in dien tusschentijd eens degelijk te bestudeeren, al zijn ze nu voor ZEd. wat ongenietbaar op den duur, volgens eigen verklaring, ze zijn bijna even goed als al die Protestantenbond-geschriften. -