Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdMultatuli-dienst.Er bestaat bij zeker slag van lieden in ons vaderland een Multatuli-verheerlijking, die dreigt te verloopen in belachelijke dweperij. Zal ergens een voordracht door den heer Douwes Dekker worden gehouden, straksGa naar eind1. wordt in een der lokale bladen door zijn vurige bewonderaars de groote trom geroerd; en wie het wagen durft, een afkeurend oordeel uit te spreken, ware 't maar over een enkel onderdeel der rede, ziet zich als slachtoffer van vooroordeel en bekrompenheid aan het medelijden der denkende menschheid prijsgegeven. Wat wij vooral een bedenkelijk feit mogen noemen is dit, dat het jongere onderwijzerspersoneel een rijk contingent van opgewonden Multatuli-vereerders levert. Er zijn onder hen, die der Kerk sinds lang den rug hebben gekeerd, die van de oude opvatting en wereldbeschouwing niets willen weten en ook voor de nieuwere richting op godsdienstig gebied niets dan spot en minachtig overhebben, maar de ‘ideeën’ van Multatuli beschouwen als het evangelie voor de kinderen van dit geslacht. Treedt hij in hun midden op, zij houden de handen gereed om hem met een daverend applaudissement te begroeten, zoodra de stroom zijner rede tot stilstand wordt gebracht. Gedurende de laatste weken heeft de Zaanstreek het voorrecht gehad den begaafden spreker te hooren. Te Krommenie, te Zaandam en elders trad hij op en het weekblad ‘de Zaanstreek’ leverde in bijna ieder nummer een of meer artikelen over de door hem | |
[pagina 934]
| |
verkondigde denkbeelden en beschouwingen. Niets natuurlijker dan dat. Maar waarom moest ook dáár de verwaandheid, de aanmatiging, de Multatuli-vergoding zich op zoo jammerlijke wijze te pronk stellen? (....) De heer R. Pieper van Wormerveer had een zeer waardeerend artikel geschreven over de voordracht te Krommenie, waarvan het onderwerp was: de Bergrede van Jezus in Mattheus V, of liever, zooals uit het verslag schijnt te blijken: de zaligsprekingen, waarmede die rede aanvangt. Bij al den lof, aan den spreker toegekend, had verslaggever, onder instemming der redactie van ‘de Zaanstreek’ de vrijheid zich veroorloofd, op zeer bescheiden toon eenige bedenkingen in het midden te brengen. Zoo had hij zich o.a. niet kunnen vereenigen met de uitlegging van het bekende woord: ‘Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien’, door Multatuli aldus verklaard: Zij die ernstig streven naar de beste middelen om het beste te bereiken, zullen leeren inzien, dat medewerken met de Natuur, leven en handelen overeenkomstig de wetten der Natuur het ware zielsgenot verschaft. Dit verschil van gevoelen had hem echter niet verhinderd te eindigen met een woord van ongeveinsde hulde aan den talentvollen spreker, wien hij noemt ‘een zoeker naar het Ideale, een ernstig strijder voor de Waarheid, een die de wereld zeker menige schrede vooruitbrengen zal’. (....) Goed lezen schijnt voor sommigen moeielijker taak, dan het wierookvat zwaaien voor ‘den diepsten denker van den tegenwoordigen tijd.’ En hoe zal Multatuli zelf oordeelen over het gehalte van zulk Publiek? Misschien zijn sommigen van meening, dat het niet de moeite waard is, zooveel aandacht te wijden aan een enkel ingezonden artikel over Multatuli's voordrachten. Zeker, zoo de heer B. te Assendelft geheel alleen stond, wij zouden in dat gevoelen deelen. Maar nu het onze stellige overtuiging is, dat hij een is uit velen; nu de heer Douwes Dekker een breede schare van blinde bewonderaars achter zich heeft, vooral onder het jongere geslacht, nu, meenden we, is het plicht van allen, die in zijn optreden gevaar zien voor de zaak van den reinen godsdienst van Jezus, voor de ware ontwikkeling der menschheid, met een enkel woord te wijzen op de onkunde, de oppervlakkigheid, de aanmatiging, | |
[pagina 935]
| |
waarmee sommigen hun geestdrift voor ‘den diepsten denker’ lucht geven. Wij zijn ons volkomen bewust, niets te willen afdingen op de werkelijke verdiensten van Multatuli. Maar de vraag moet ons toch van het hart: waren de voordrachten, door hem in de Zaanstreek gehouden, inderdaad van zoo groote beteekenis, dat zij een uitbundige lofrede wettigen? Op die vraag willen we trachten een antwoord te geven in een volgend nummer van ons blad. De heer H. De Lang te Wormerveer, die van de lezing te Zaandam een zeer nauwkeurig en objectief verslag in ‘de Zaanstreek’ gaf, heeft ons in de gelegenheid gesteld, die taak te volbrengen. |
|