Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdVlugmaren.Het weekblad Oost en West, de door Multatuli te Rotterdam gehouden rede over het middel om zalig te wordenGa naar eind1. besprekende, leert mij eenige beoordeelingen van dagbladen kennen. De Nieuwe Rotterdammer gaf eenvoudig verslagGa naar eind2.. De rede handelde over geluk en uitvoerig werden daarbij de zaligsprekingen der bergrede behandeld. Het denkbeeld van eenen persoonlijken god werd verworpen, maar die Jehova aangeprezen die de aard der dingen, de natuur is. Van dezen hebben wij orde, regelmaat, spaarzaamheid, werkzaamheid, matigheid enz. te leeren. Zoo komen wij tot plichtsbetrachting, ontwikkeling in kennis en deugd; en zoo ook krijgen wij zelftevredenheid en geluk, dat is onze zaligheid, voor welke geen namaals tot belooning noodig is. | |
[pagina 936]
| |
Natuurlijk dat bladen als de MaasbodeGa naar eind3., de Sprokkelaar en consorten dit niet begrijpen en er op schelden. Zij schrijven ten dienste van hunne kerk en voor weinig ontwikkelde lezers. Verdachtmaking en grove woorden zijn dus hun beste wapenen. Vreemd is het echter hoe een blad, dat de vrijheid van denken moest eerbiedigen, het ZondagsbladGa naar eind4., geen haar beter is in zijne beoordeeling. Het Zondagsblad had toch wel kunnen begrijpen, dat aan Multatuli's populaire, beeldende en niet schoolsche voorstelling de beschouwingen van menigen wijsgeer ten grondslag liggen. Het Zondagsblad zegt, dat Multatuli ‘improviseert en dus niet te achterhalen is’; het meent dat men hier geen vat heeft op een geschreven woord dat men zou kunnen wederleggen en het duidt zijdelings aan, dat dit ‘improviseeren’ zoo wat gelijk stond met ‘op de pof praten.’ Ik geloof echter dat de zaak een beetje anders is; die denkbeelden zijn bekend, zoowel door verschillende wijsgeerige stelsels als door menige bladzijde van den schrijver der Ideën en Millioenenstudiën. Zouden wij dan het ‘achterhalen’ anders moeten verklaren, en wel in dezen zin, dat de ideeën van Multatuli wat te fijn en wat te snel zijn om door het Zondagsblad bijgehouden, laat staan ‘achterhaald’ te kunnen worden? Wij hopen van neen, maar de aanval zou het vermoeden kunnen doen rijzen. Niet anders is de grondslag der denkbeelden die RenanGa naar eind5. bij zijne intrede in de académie française uitsprak. ‘De zuiverste dienst der godheid, zeide hij, verbergt zich dikwijls achter schijnbare ontkenning; de volmaaktste idealist is dikwijls hij, die zich verplicht gevoelt zich materialist te noemen. Hoe vele heiligen leven er niet, die schijnbaar ongodsdienstigen zijn. Voor de rede te werken, is werken voor de eeuwigheid.’ (....) De Millioenenstudiën zijn, even als de Specialiteiten, bij den uitgever Waltman in netten herdruk verschenen. De kritiek der tijdschriften heeft zich met deze werken noch niet op degelijke wijze bemoeid. Zij zouden het toch wel verdienen, dunkt mij. Zulke millionairs aan schoonheidsbegrip en wijsheid zijn wij allen toch niet of wij kunnen uit die Millioenenstudiën onzen rijkdom vermeerderen. Die bladen zijn een schatkamer van poësie, van humor, van karakterschildering, en van gegevens voor het rijk van 2 × 2 is 4. | |
[pagina 937]
| |
Wat de Specialiteiten aangaat, waarvan de herdruk eenige bijvoegsels en noten opnam, zij zijn zeer vatbaar om gedachten te wekken; ook tegenspraak, natuurlijk. Er zijn paradoxen in die men niet zal toestemmen, maar geestige en gedachtenrijke paradoxen zijn vruchtbaar. Onder de bijvoegingen zijn er belangrijke over het proces Jut en een woord over de Vletter, dat ons doet verlangen naar de ‘roerende mededeelingen’ die de schrijver belooft. Ook is er een nootje bijgevoegd over ‘taal, wijze van uitdrukking, betoogtrant, de meeningen over kunst, letterkunde, moraal, poëzie en... meer nog, helaas...’ van den heer Huet, waarin Multatuli zijne vroegere meening over dien schrijver wijzigt. Het weekblad Oost en West heeft ons eene hoogst belangrijke bijdrage geleverd voor den Havelaar. Ik acht ze zoo gewichtig, dat ik ze gaarne in den Spectator wilde bewaren. Het is de werkelijk gehouden redevoering, waarvan Havelaar's beroemde toespraak tot de hoofden te Lebak de wedergade was, en er blijkt uit, dat de laatste niet onwaar was in inhoud en stijl.Ga naar eind6. (....) Ik heb bij dit opmerkelijk stuk niets te voegen tt Flanor. |
|