Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[1 april 1879
| |
[pagina 835]
| |
hier by haar zuster was gebleven had er me niets van gezegd, ofschoon ze dat leopoldinisch nummer van 23 Maart richtigGa naar eind1. ontvangen had. Dit vóór zich houden van iets onaangenaams is volstrekt geen consigneGa naar eind2. of afspraak, o neen. Maar ze meende het te moeten doen om m'n stemming niet te bederven. Nu, ik ben u zeer dankbaar voor Uw ridderlyk party trekkenGa naar eind3., schoon er blykt dat het aan den heer L. slecht besteed is. Hy schynt het U kwalyk te nemen dat uw toon fatsoenlyk was. Wat z'n aanvallen tegen my aangaat, hy verdraait m'n woorden of brengt ze zoo te-pas dat ze door verandering van samenhang 'n andere strekking verkrygen dan die ze hadden in 't verband. Deze manier van voorstellen is zeer gewoon. Het wondert me dat men er nog niet beu van is. De taktiek begint waarlyk àl te ouwerwetsch te worden. Er heerscht in 't stuk van L. blykbaar zekere kwaadwilligheid. De vermoedelyke oorzaak kan ik gissen. Ze blykt uit het naschriftje dat (als 't P.S. in sommige brieven) den sleutel geeft tot het mysterie van 's mans verbolgenheid. Ik heb verzuimd verleden jaar met hem in korrespondentie te treden. Ook toen had-i aanmerkingen gemaaktGa naar eind4., waarvoor hy door onberaden vrienden vry ruw werd bejegend. Ik verzocht toen (in de bred. Court) dit niet te doen, en meen daarby gezegd te hebben dat ik z'n aan- en opmerkingen zou behandelen. Dit nu is in de pen gebleven (ach, ik heb wel andere dingen ongedaan moeten laten dan 't polemiseeren met den heer Leopold!) en... van daar de boosheid. Nu ben ik bly dat ik me niet met hem heb ingelaten, daar ik duidelyk inzie dat het hem te doen is om aan den weg te timmeren met artikeltjes, iets waarop ik in 't geheel niet gesteld ben, vooral niet als ik bemerk dat het iemand juist daarom te doen is. - Laten de meiskes toch niet denken dat ik vergeten heb de toegezegde Bloemlezing te zenden. Gister en eergister was ik hier te Hoorn zeer rustig, maar vóór dien tyd maakte de drukte van reizen &c me duizelig. Vandaag moet ik hier ‘spreken’. M'n vrouw en schoonzuster hebben me philanthropie als onderwerp opgegeven. Hm, ik zal wel weer genoodzaakt zyn ‘sommigen te kwetsen in hun overtuiging’ zegge in hun vooroordeelen. Ge hebt wel gelyk: wat doet men dáár, als men niet verdragen kan dat ik zekere zaken aantast? Men weet immers hoe myn richting is, en | |
[pagina 836]
| |
heeft volkomen vryheid zich te laten ‘stichten’ door voorgangers die den gebaanden weg volgen! - Binnen 6 of 8 dagen schryf ik U weer, en wel om U te vragen of en zoo ja, wanneer 't U schikt ons 'n paar dagen te ontvangen? Laat Uw lief huishoudstertje zich toch geen bezwaar maken over de ontvangst. Uw hartelykheid ken ik! Aldus, al 't overige is byzaak. En, nog iets. Wanneer er ten-gevolge van timmeren, verbouwen of andere huiselyke omstandigheden iets aan de ‘receptie’ ontbrak naar Uw opvatting, bedenk dan dat dit geenszins 't geval is in de onze. Ik zou gaarne by U komen, al sliepen we op 'n kermisbedje, &c. Behalve het genoegen by U te zyn, trekt my iets anders tot U, een (m.i.) welbegrepen eigenbelang. Bestudeer m'n vrouw, asjeblieft! Ik weet dat ge my dan uw achting en vriendschap waardig keuren zult. - En... onbescheidenheid of gêne aan ònze kant? Zie, in 't algemeen komt men niet met 'n kind aanzetten. Dat verstoort de huiselyke orde, en over 't algemeen is dan ook 'n kind ‘sans pitiéGa naar eind5.’ (Lafontaine) voor de rechten van anderen. Welnu, ik durf U en uw dochter 'n paar dagen met m'n Woutertje opschepen! Ik verwed 'n sigaar, dat hy u ‘inpakt’ zooals hy my gedaan heeft. Ik zeide u immers dat ik in 't eerst geenszins met die adoptie ingenomen was? M'n eenige zorg is nu, hem niet te bederven, en tot nog toe houd ik me goed. Ik durf me vleien met de hoop dat ge tevreden zult zyn met de tucht, die maar zeer zelden streng behoeft te wezen. Dat ik hierover zoo uitweid, is omdat juist ik me zoo erger als ouders iemand het leven lastig maken met de UngezogenheitGa naar eind6. hunner kinderen. Woutertje is een babbelaar en 'n moedergekje maar als we hem zeggen dat-i nu eens zwygen en op z'n eigen handje zich amuseeren moet, dan doet hy 't, en valt de ‘groote menschen’ niet lastig. Vind ik hem nu maar zoo lief omdat ik hem lief heb? Neen. Want m'n schoonzuster hier, die zelf drie kinderen heeft, zegt ook dat-i 'n lieve jongen is. Voorloopig hartelyk gegroet, maar sans adieu!Ga naar eind7. Dek
't Klinkt gek, maar ik kan U geen ander adres opgeven dan: ‘Haspels, tooneeldirekteur te Rotterdam’. Ik moet vandaag aan 't telegrafeeren om te weten te komen waar ik 3, 4 & 5 Maart wezen zal? | |
[pagina 837]
| |
Den 7n ‘spreek’ ik weer te Rotterdam. Den 8n te Nymegen. Den 9n te Gorkum, den 10n te Tiel, en dan zal 't, hoop ik, gedaan zyn! |