Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdCouranten-Taktiek.(....) Het loopt soms in 't bespottelijke hoe de pers de goê gemeente tracht te misleiden en door allerlei drogredenen hun eigen - of partijbelang tracht te bevorderen. Ik behoef niet eens van Uilenspiegel (foei!) te herinneren, de voorbeelden zijn er - ook in onze dagbladpers - voor 't grijpen. Lees b.v. het verslag der redactie in de Provinciale Groninger van gisteren, waarin de voordracht - ik vergis me, waarin de spreker zelve (Multatuli) aan eene bespreking wordt onderworpen, naar aanleiding van diens voordracht in de Harmonie, en ik vraag of er walgelijker voorbeeld van couranten-taktiek denkbaar is? Dat de redactie den grooten denker en wijsgeer vijandig gezind zou zijn, was te voorzien, en ik had mij dan ook op de minst welwillende beoordeeling gevat gemaakt, maar dat haar ‘kleinliche’ haat zóó ver zou gaan, dat zij haar gewoon karakter van zoetsappigheid en karakterloosheid zou verloochenen en in plaats van eene - zij 't dan onwelwillende - kritiek te leveren, den spreker zou bemod- | |
[pagina 833]
| |
deren met slijk, zie dat had ik zelfs van een couranten-redactie niet durven verwachten. Dáár is anders geen redevoering zoo taai en zoutloos, of de redactie weet er woorden van lof voor te vinden, geen tooneelopvoering zoo slecht (zie het oordeel van den heer Noordman in de Provinciale) of ‘de medewerkers kweten zich uitmuntend van hunne taak,’ geen nutsvergadering of de aanwezigen keerden met het meeste genoegen huiswaarts,’ en de improvisatie van Multatuli... Daar was eens een man, die, na 17jarige trouwe en nauwgezette plichtsbetrachting, zijn ontslag nam uit 's lands dienst, omdat hij niet medeplichtig wou zijn aan knevelarij, leugen en bedrog. Een man, die sedert dien tijd rondzwierf met zijn gezin, gebrek lijdende, maar wachtende en hopende op herstel zijner grieven. Die, na vergeefs wachten en hopen, den Max Havelaar schreef, een boek, ‘dat eene rilling door het land deed gaan,’ die met onbuigzame waarheidszin te velde trok tegen leugen en bedrog en al wat er belang bij heeft, die - altijd rondzwervende en bijna nooit wetende, waar zijn hoofd neer te leggen - zijne 7 bundels Ideeën in 't licht gaf, Vrije arbeid, Minnebrieven, ‘Millioenenstudiën, en die thans komt redevoeren, omdat het Nederlandsche publiek hem niet in staat stelde - enfin, zulk een man wordt kinderachtig genoemd, en hem er een verwijt van gemaakt, dat hij, redevoerende, ‘niet dat publiek lokt, waarop zijne intellectueele vermogens hem aanspraak zouden geven, die weinig of geen nut sticht, en zich zelf in al zijn eigenwaan blijkbaar niet ‘gelukkig voelt.’ Op zich zelve beschouwd mag dit oordeel een schijn van zelfstandigheid en waarheidszin vertoonen, in verband echter met de antecedenten der Courant en met de wijze waarop zij gewoonlijk hare beoordeelingen velt, moet de oppervlakkigste lezer spoedig inzien, dat dit geenszins de aanleiding kon zijn en dat slechts de felste haat haar kon nopen van hare gewone wijze van oordeelen af te wijken. Hoe! de redactie heeft de uitbundigste loftuigingen veil voor de zotternijen van een paardenspel, niet één keer, maar 14 dagen achtereen, al wordt hare moeite dan ook dubbel en dwars vergoed door vrijbilletten: zij schroomt niet de zotste vleiereien, om zich aangenaam te maken bij het hoogere of lagere publiek (men herinnert zich het verslag der redevoering, onlangs door prof. Tellegen in een of ander rechtsgeleerd genootschap | |
[pagina 834]
| |
gehouden, waarin die redevoering gequalificeerd werd, als zóó interessant wetenschappelijk en tevens zóó populair, dat zelfs de Groninger dames er wat aan hadden. Prosit, Groninger dames!) zij maakt melding van 'n schaap met zooveel lammeren, en 'n kip met zóóveel eieren, en de inhoud eener redevoering van Multatuli - een ‘EreignisGa naar eind1.’ voor Groningen, is haar niet eens der vermelding waard? Als dáár niet iets anders achter zit, dan ‘onpartijdige behartiging van publieke belangen,’ dan wil ik veroordeeld wezen, mijn leven lang niets te doen dan couranten lezen, 't vreeselijkste, dat een waarheidlievend mensch kan overkomen. Bij 't nalezen zie ik dat sommige mijner uitdrukkingen scherper zijn uitgevallen dan oorspronkelijk mijn plan was, en daardoor onderteekening noodzakelijk geworden is, waartoe ik bij deezen den heer redacteur verlof geef. Aan den schrijver van ‘onze pers’ mijne groete. Meeden. D.R. Mansholt.
Wij ontvingen nog verschillende stukken over deze zaak en van dezelfde strekking als de geplaatste. De inzenders zullen begrijpen, at en waarom wij ze thans laten liggen. Red. |