[30 maart 1879
Twee Ingezonden Stukken in de Nieuwe Gron. Crt]
30 maart 1879
Twee Ingezonden Stukken in de Nieuwe Groninger Courant, no. 76. (G.A. Groningen; fotokopie M.M.)
Mijnheer de Redacteur!
Beleefd verzoekt ondergeteekende eenige ruimte voor 't onderstaande in een uwer eerstkomende nummers, op de onpartijdigheid der Provinciale vertrouwende, dat zij 't zal overnemen.
Aan den verslaggever der Prov. Gron. Courant!
Toen ik heden morgen in 't bijblad der Provinciale 't verslag las over de rede van Multatuli, kwam mij onwillekeurig een artikel in de gedachte - voorkomende in een der laatste nummers van ‘Het Schoolblad’ jaargang 1876. 't Heeft tot motto ‘Ongevraagd Mentorschap!’ aan 't adres van prof. van Vloten.
Ik raad den verslaggever der Provinciale aan, bedoeld artikel eens goed te lezen, omdat ik het geheel ook op hem van toepassing vind. Zoo ooit, dan is hier van toepassing, het spreekwoord: ‘Het zijn de slechtste vruchten niet, waaraan de rupsen knagen.’
Zulk geschrijf geheel te negeeren heeft daarom zijne slechte zijde, omdat vele lezers van bovengenoemd blad bedoelde rede niet alleen niet hebben gehoord, maar Multatuli ook volstrekt niet kennen, daar ze slechts enkele werken van hem hebben gelezen. Onwillekeurig nemen zij zoodanige kritiek - zoo 't dien naam verdient - als waarheid aan. Dit is dan ook de reden waarom ik dien verslaggever de volgende vragen wensch te doen:
Dat hij toone nog zooveel gevoel van ridderlijkheid te bezitten, zijn antwoord te onderteekenen - of stelt misschien de redactie zich verantwoordelijk!
De vragen dan die ik wensch te doen zijn:
Bewijs de hatelijkheden, die gij levert in de volgende zinsneden: A. ‘Multatuli stelde als gewoonlijk, zich zelf sterk op den voorgrond. In zijne wijze van uitdrukking, in zijn toon, in den vorm zoowel waarin hij zijne gedachte inkleedt, als in die gedachte zelf, komt steeds een zekere wrevel uit, tegen alles en allen; goed en kwaad, beide stuit hem tegen de borst. Hij hekelt alles, alleen den spreker niet.’
B. Dan volgt: ‘En al moge er veel waars zijn in 't geen hij zegt,’ enz. Toon eens aan waarin Z.E. niet geheel waar was! Het bij