Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdGeniale zetten van Multatuli.De wijsbegeerte is gelijk eene kindermeid, welke drie kinderen bestuurt, en daarvan één bij den schouder, één bij de pink houdt, en het derde door eenen zwarten hond laat vasthouden. De natuur is gelijk aan eene keukenmeid, welke van ééne vleeschsoort verscheidene spijzen weet klaar te maken; want dennehout ruikt soms evenals vanille. De paus is een wijsgeer, want hij beloont vrome koninginnen met gouden rozen. Alle verzenmakers zijn geen dichters, want er zijn ook leelijke verzen. De naam der Egyptische godin isis is van het Latijnsche werkwoord esse afgeleid. De ontwikkeling der menschelijke ziel is gelijk aan een platvisch, die aan de uiteinden smal en in 't midden breed is. De wijsbegeerte moet het wezen der dingen trachten te doorgronden en algemeen menschenliefde leeren. D.B.
Mijnheer de Redacteur! Met bevreemding las ik in 't vorig nummer van uw blad een ingezonden stukje van D.B. inhoudende een gebrekkig verslagje van de alhier gehouden voordracht van den heer Douwes Dekker. Wat met dit stukje eigenlijk bedoeld werd zal wel een raadsel blijven; ik voor mij moet eerlijk bekennen, dat ik er nog minder | |
[pagina 809]
| |
van begreep, dan de schrijver D.B. van genoemde voordracht schijnt begrepen te hebben. Op een schets van 't gehoorde geleek 't weinig, op satire nog minder, op kritiek in 't geheel niet. Het is zeer goed mogelijk dat de schrijver het niet geheel met den genialen spreker in alle punten eens was; dit neemt echter niet weg dat de voordracht van Douwes Dekker een meer degelijke en ernstige polemiek waard was dan dat ongelukkige artikeltje. Vooral bij de verdraaide voorstelling van de vergelijking tusschen den menschelijken geest en een platvisch (wat volstrekt door spreker niet is gezegd) dacht ik onwillekeurig aan platvisschenverstand. Zeer zeker, zou Multatuli bij 't lezen van D.B.'s stukje, den schrijver den ‘prix Montyon’ toekennen voor de verregaande edelmoedigheid, een zoodanig ‘geklets’ als zijne voordracht ruim 2½ uur te hebben aangehoord. Onder dankbetuiging, M.d.R., voor de plaatsing dezer regelen, heb ik de eer met de meeste hoogachting te zijn, Uw. dw. M.K.
Een ‘entrefilet’ van 't Haagsche DagbladGa naar eind1. behelst, dat wij, melding makende van het ‘groot intellectueel genot’, 'twelk Multatuli's voordragt schonk, vervolgens verwijzen naar een ingezonden stuk, waarin omtrent zijne voordragt het woord ‘geklets’ voorkomt. De schrijver van dit ‘entrefilet’ schijnt, ietwat ondoordacht, geen onderscheid te kennen tusschen ‘verwijzen’ en ‘wijzen’. Immers, nadat wij, volgens het ingewonnen gevoelen van eenige aanwezigen, met een kort, gunstig woord gewaagden van Multatuli's voordragt (even beknopt als diverse groote bladen, verschijnende in plaatsen alwaar hij optrad), wezen wij ‘blootelijk’ op het ingezonden stuk van den heer Dr. D.B. - een door velen en ons hooggeacht wetenschappelijk stadgenoot, bekend als schrijver van onderscheidene degelijke boeken en uitgaven - opdat men niet zou verzuimen ook zijne opvatting van Multatuli's rede attentie te gunnen. Met den ‘inhoud’ van Dr. B.'s stuk - niet door ons uitgelokt - hebben wij evenmin iets te maken, als met dien van bovenstaande ingezonden stukken. Onze pligt vorderde eenvoudig zorgvuldige opneming en blijven wij ook verder dáárbuiten. | |
[pagina 810]
| |
Echter uit de inrigting van 't ‘entrefilet’ van 't Haagsche Dagblad’ kan men pompen dat dit blad zich ten dele als ‘stookmachine’ wil laten gebruiken. Dat is niet lief, niet net en niet knap van onzen corpulenten deftigen en welbeminden Haagschen broeder. Red. Amersf. Ct. |