nader uiteen. Den waren aard der dingen te leeren kennen, om zoodoende te kunnen bijdragen tot het geluk der menschheid, dat moet de wijsbegeerte ons leeren. Op hare wijze leert dat ook de poëzie - wel te onderscheiden van verzenmakerij. Dat poëzie en wijsbegeerte aldus streven naar hetzelfde doel, doet ons de naauwe verwantschap van beiden inzien. Zoo was in hoofdzaak de gang van deze improvisatie. Onverdiend kan men de verwijten achten, door den spreker, gelijk ten vorigen jare, tegen allerlei philosofen gerigt; men kan van oordeel zijn, dat hij niet behoorljk onderscheid heeft gemaakt tusschen wetenschap en moraal, tusschen wijsbegeerte en levenswijsheid, tusschen het zoeken naar waarheid om haars zelfs wille en het zoeken naar waarheid met het doel om gelukkig te maken, tusschen theoretische en praktische philosofie; men kan door zijne rede op nieuw bewezen achten, dat geen kolossaal talent van dictie en voordragt, geene scherpzinnigheid en vernuft in staat zijn voor den denkenden hoorder dergelijke logische fouten in de grondgedachte te verbergen of goed te maken, toch luistert men gaarne naar een spreker, die zoozeer tot luisteren noodzaakt en tot nadenken wekt. Ook bestaat het aantrekkelijke, dat de improvisatien van Multatuli hebben niet hierin, dat zij een geregeld betoog geven, maar in de bezieldheid en kracht, waarmede hij zijne denkbeelden voordraagt, en die zeer diepen indruk maken zoodra de denkbeelden, die hij ontwikkelt, volkomen helder zijn.