daarmee gewurmd heb is niet uittedrukken. De goede Waltman heeft veel geduld moeten oefenen. In den Mill. St. zyn geen noemenswaardige veranderingen gekomen. Wel in Specialiteiten. Reeds voor twee jaar (of langer nog, geloof ik) begon ik dien herdruk, en... er zouden noten by komen, waarvan de nummers in den tekst waren aangehaald. Maar ik bleef steken! Ik kon uit myn eigen werk niet meer wys worden. Ten slotte wilde Waltman, geperst door de inteekenaren, om mynentwil de reeds verschenen afleveringen vernietigen, om my in staat te stellen het ding aftemaken zonder de belemmerende Noten waarmee ik geen raad wist. Een paar brokken van die Noten zyn nu toch opgenomen in den tekst. Als men weten kon hoe ik my moest inspannen om 't boek vertoonbaar te maken, zou men er medelyden mee hebben. Zeer dikwyls moest ik eiken zin nalezen, omdat ik zoo vaak by 't schryven van een regel den vorigen vergeten had. M'n vrouw die onlangs brieven van Bilderdyk las, zegt me dat hy daarover ook klaagde. Ik ben vermoeid. Niet van arbeid, maar van 't leven.
Er zyn dingen die my zoo onmachtig maken, welke ik noemen en verklaren kan, maar niet alles. Ik heb verdriet van m'n kinderen. Myn pogingen (sedert meer dan 30 jaren!) om iets goeds tot stand te brengen op publiek terrein zie ik voortdurend schipbreuk lyden. Die twee zaken zouden op zichzelf reeds voldoende zyn om iemand mistroostig te maken, maar er is nog méér dat me hindert. En - àlles noemen kan ik niet! Daarby komt de tegenzin die ik in briefschryven heb sedert ik daarvan zulke verdrietige gevolgen beleefde! Ik zou wel alles willen afdoen in telegraafstyl, en in verhoudingen die, zooals met U een hartelyke kleur dragen gaat dit toch niet! De onmogelykheid om me goed te uiten, houdt me dan van alle uiting terug, en dan wordt het later hoe langer hoe moeilyker het verzuimde intehalen. Honderdmaal stelt my m'n vrouw voor, in myn plaats te schryven, maar dan antwoord ik telkens: neen, neen, ik zal 't doen, ik! En dan wacht ik op 'n helder oogenblik. Als ik in een woord m'n kwaal beschryven moest zou ik ze melancholie noemen, maar dan in wetenschappelyken zin, niet in de dagelyksche beteekenis van droefgeestigheid. M'n denkvermogen werkt wel, maar ik kan me niet zonder pynlyke inspanning uiten. Dieper gravende vind ik me gewond door den