maken. Ik heb vertrouwelijk met hem gesproken, en het bleek mij duidelijk dat hij onder anderen wordt gedrukt door de zorg om in zijn levensbehoeften te voorzien, - Hij, Multatuli!...
Toen ik dit laatste begreep, was het alsof mij ploseling een wonde werd toegebracht: Zijn woorden klonken mij als een verwijt in de ooren, - een verwijt naar mijn oordeel met recht verdiend door zijn vrienden en vereerders, waartoe ik zelf behoor.
Multatuli heeft in langen tijd niets voor de pers kunnen schrijven, ontstemd en ter neêrgedrukt als hij sedert maanden is, door voor hem groote en smartelijke gebeurtenissen. Toch moest hij leven en had als ieder ander mensch behoefte aan geld. Wat zou hij doen? Lezingen houden? Voordrachten? Zooals hij dat zelf eigenaardig noemt. - Hij heeft ‘gevoordracht’ tegen zijn wil, tegen zijn principe, ‘gevoordracht’ wáár hij dit met hoop op succès slechts kòn doen, ‘gevoordracht’ met taaijen moed en bewonderenswaardige volharding; niet omdat hij lust of behoefte gevoelde om tot het publiek te spreken, maar enkel omdat het moest!...
Mochten wij, zijn vrienden en vereerders, zoo iets gedoogen? Was het niet onze plicht als één man ons te verzetten tegen de afmatting naar lichaam en geest waaraan hij zich prijsgaf?
Wat geschied is, kan niet worden herroepen, doch laat ons in de toekomst den genialen man de kans besparen van zich andermaal op die of soortgelijke wijze te moeten opofferen.
Hoe dit mogelijk is?
Als in geheel Nederland alle vrienden en vereerders van Multatuli naar vermogen een jaarlijksche bijdrage afzonderen, dan zal daardoor gemakkelijk kunnen worden voorzien in zijn levensbehoeften die eenvoudig en weinig kostbaar zijn. - Op delicate wijze ter zijner beschikking gesteld, moet hij door die bijdragen niet in zijn eergevoel kunnen worden gekwetst. Een fijne behandeling der zaak zal dan ook van den aanvang af onontbeerlijk zijn. Hem, Multatuli is het geoorloofd hoogmoedig te wezen.
Wanneer nu in elke stad van ons vaderland, door bevoegde en invloedrijke mannen, een beroep wordt gedaan op de zedelijke verplichting, die er rust op de vrienden en vereerders van Multatuli tegen over hem dan vertrouw ik, dat een poging om het gewenschte doel te bereiken, alle kans van slagen heeft.
Is Mr Vosmaer niet de aangewezen persoon om aan deze zaak den