Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[8 februari 1878
| |
[pagina 64]
| |
niet! Of liever, verzend wèl dikwyls (byv. alle dagen) maar stoor je 'r niet aan of 't briefje kort is. Ik begryp dat je niet altyd wat te vertellen kunt hebben. De zaak is maar dat ik weet dat je nog leeft. Het moet geen corvee worden. Je begrypt dat ik ongerust ben over je keel. Goed dat je 'n dokter geroepen hebt! Ik ben (juist van avend) zoo wel als ik hier nog niet geweest ben. Als ik geakklimatiseerd ben, zal ik wel opknappen. Ik weet nu niet wat ik eerst zal doen, jouw brieven beantwoorden, of 't relaas geven van myn wedervaren. Nu 't laatste maar eerst. Ik zal beginnen met je te zeggen dat de slotsom goed is. Zonder den minsten twyfel kan je voor Ulto febr. alles betalen. Dat is zeker. De geest is zeer, zeer opgewekt. Voor de noodige 1000 mark is geen de minste nood. Overigens moet ik erkennen dat 'n gekke samenloop my m'n taak in de eerste dagen zoo zwaar heeft gemaakt als maar mogelyk was. Den eersten ochtend Waltman! Toen 'n brief van Non, je hebt hem. Den volgenden dag (viâ Funke) een brief van Willème. Niet de aangeteekende die by jou geweest is, neen die was nog 'n andere douceur. Dáárop werd ik vandaag onthaald. Hy was van den man die me eens in Crombrugghe's genootschapGa naar eind1. kwam opzoeken, 't betreft maar eventjes 1300 fr!!!! En den avend toen ik te Delft spreken zou, was ZuurGa naar eind2. daar. Hy kwam beslag leggen op de recette! Ik moet er by zeggen dat V. Zuylen zorgde dat ik 't niet te weten kwam voor ik gedaan had. Ook den brief van Willème en dien anderen hebben ze my afgegrist. Ik weet niet eens den naam van den man, en heb den brief niet eens gelezen. Van Willeme ook niet. Ook willen ze niet dat ik me met Zuur bemoei. Dàt 's hun zaak, zeggen ze. Is 't niet aandoenlyk? Dat TruidaGa naar eind3. in dat alles een rol speelt, is zeker. Hoor eens, zoo'n wyze van handelen is toch schoon niet waar? In één woord over de bejegening die my te beurt valt kan ik niet te veel goeds zeggen. - Ik schreef je al dat de mensen te Delft heel hartelyk waren, en ze hebben er erg op aangedrongen dat ik weerom komen zou. Ik geloof dat Le Gr. V.Z. & H. die plein pouvoirGa naar eind6. hebben, 't hun beloofd hebben. Hier (maandag) zal 't vol worden hoor ik. Ook te Delft was 't vol maar die zaal was niet groot. Ik weet niet hoeveel de entree was. Als Haspels my de recette komt brengen (ik denk morgen. Zy zyn telkens op reis moet je denken!) zal ik | |
[pagina 65]
| |
aandringen op 't aftrekken van de fl 100 die ik ontving, en vragen of ik zelf m'n kamer betalen mag. Ik denk dat ze 't niet zullen toestaan. Ik kan volstrekt niet berekenen wat Delft heeft opgebracht. By toeval vernam ik dat de boekhouder der firma (het gezelschap heeft een ordentlich kantoor, alles op vry grooten voet) die in dienst is meegegaan, niet heeft willen in rekening brengen z'n reiskosten en nog eenige uitgaven die hy gehad heeft. De behandeling is uniek. - Ik begin brieven te ontvangen van kleine plaatsen om te komen spreken, maar ik verwys naar Le Gr. V Z en Haspels. Als ik dat éénmaal aanneem,Ga naar eind4. zou ik moeten voortgaan en dan zou ik er onder doorgaan. De voordrachten zelf matten my niet af, als ik maar eerst op de plek sta. Maar de agitatie van 't geen voorafgaat. Te Delft had ik ¼ voor 8 nog geen schema klaar! En eerst 's morgens had ik m'n onderwerp bepaald. PletGa naar eind5. (die heel hartelyk is) vroeg me iets over de abdicatie van Louis Napoleon (dat was dinsdag avend). Den volgenden ochtend zocht ik dat stuk op in m'n Ideen, en schreef aan Plet dat ik 't gevonden had. En waarlyk onder 't schryven van de postkaart bedacht ik dat ik juist dáárover wel spreken kon. Maar toen ik te Delft kwam had ik niets in m'n hoofd gereed, want ik had weer den ganschen dag geen rust gehad. Te Delft aan den trein Waltman en de onvermydelyke Wenselburger. Van Zuylen jaagde hen weg, maar ik riep Waltman toe dat ik den volgenden dag by hem komen zou. Dat heb ik gedaan. Alles goed in orde. Hy was erg in z'n schik dat ik om hem te Delft terugkwam, en ik moet bekennen dat-i de zaak heel lief behandelde. 't Agiteert me nu niet meer. Dat 's 't voornaamste. Het Vaderland en Utrechtschse Courant (Delftsche heb ik niet gezien) oordeelen heel welwillend, al te welwillend. De Delftsche moet ook zoo zyn, want anders zou hy 't publiek tegen zich krygen dat allerhartelykst was. Ik moest na reeds halfweg uit de zaal te zyn nog eens terugkomen. Zuylen zei: och, toe doe 't maar, je zult ze zoo'n pleizier doen. De menschen leken wel dol. Jammer dat ik om den laatsten trein te halen me te veel bekort heb. Dit doe ik niet weer. 't Zou juist beginnen |
|