Volledige werken. Deel 19. Brieven en dokumenten uit de jaren 1878-1879
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdMen schrijft ons uit Delft:Multatuli hield gisterenavond een voordracht. Stampvol was de Doelezaal en wie Delft en de Delftenaars kent, weet, dat daar bijeen waren niet nieuwsgierigen, maar belangstellenden, niet zij, voor wie het hetzelfde is of zij een draaiorgel dan wel een uitvoe- | |
[pagina 62]
| |
ring van het Florentijnsch strijkkwartet hooren, maar wel een publiek, dat zich rekenen kan onder de meest ontwikkelden hunner stadgenooten. Multatuli stelde die groote opkomst, die hartelijke ontvangst op hoogen prijs, en geen wonder, dat ook zijn eerste woord een dankbetuiging was. Het onderwerp zijner voordracht of liever zijner ‘causerie’ was ‘onze nationaliteit’. Hij stelde zich drie vragen ter beantwoording, waarvan de eerste aldus luidde: Hebben wij reden te vreezen voor het behoud onzer nationaliteit? Het antwoord luidde: ja! Vooreerst is er geen spraak van, maar spr. wees op Frankrijk in 1870. Zonder bondgenooten (een fout zijner Ministers) heeft het den strijd tegen het vereenigd Duitschland aanvaard, en men weet met welk gevolg. Maar Frankrijk zal eenmaal, misschien spoedig, met bondgenooten terug trachten te krijgen wat het verloren heeft aan geld, aan grond en aan prestige, vooral dit laatste. Frankrijk zal België nemen en zonder veel bezwaar, want een groot deel van België (de Waalsche provinciën) zullen, desnoods morgen, een Fransch ambtenaar met gejuich ontvangen. En Duitschland zou genoodzaakt kunnen worden te doen wat het willens niet doen zou. Het zou Nederland moeten beschermen tegen den annexatiegeest van Frankrijk, en God beware ons voor een bescherming als Duitschland ons zou moeten verkenen. Zijn tweede vraag was: Hebben wij Nederlanders er aanspraak op een zelfstandig volk te blijven? Wederom luidde het antwoord bevestigend. Spreker vestigde de aandacht op onze historie, wees er op, hoe de beoefening van kunsten en wetenschappen en der letterkunde door alle eeuwen heen in vergelijking best met onze naburen den toets kon doorstaan. En wat algemeene beschaving aangaat, andere volken mochten beschaafd bij uitnemendheid heeten, hem, spreker, was het nooit anders voorgekomen dan dat de Nederlanders in de meeste gevallen ver boven andere en in elk geval minstens gelijk staan met naburige volken. Nog maakte spr. vergelijkingen tusschen Polen en Nederland. Polen kan wel onze sympathie wegdragen evenals iedereen en alles, wat onderdrukt wordt, maar nooit heeft het bewezen recht te hebben op een zelfstandig volksbestaan. De derde vraag was: Wanneer er mogelijkheid voor inlijving bij een naburige natie bestaat, welke verplichtingen rusten er dan op | |
[pagina 63]
| |
ons om dit te voorkomen? Jammer, dat spr. te weinig tijd overbleef om deze vraag zóo te behandelen, als hij zich dat had voorgesteld. Maar toch was ook dit slotwoord zoo rijk aan ideeën, dat het zelfs niet mogelijk is die met een enkel woord aan te stippen. Zijn antwoord op de laatste vraag, in weinig woorden saamgevat, was: Laat ons zijn degelijk, laat het spreekwoordelijke ‘degelijke Hollanders’ geen frase, maar een waarheid zijn. Laat ieder onzer zich opdringen: Ik wil waarheid, want dat zal hem dwingen ook degelijk, ook waar te zijn. Als ieder Nederlander steeds zijn plicht doet, als ieder bijdraagt wat in zijn vermogen is, dan zal wellicht de tijd, dat wij onze nationaliteit zullen moeten verliezen, nog in de verre toekomst liggen. In het applaus, dat Multatuli bij het eindigen zijner voordracht te beurt viel, heeft ieder der aanwezigen hem zeker een ‘tot weerziens’ toegeroepen. |
|