Volledige werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877
(1987)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 560]
| |
Wiesbaden 9 Decr 1876 Waarde Van Hall! Eergister ontving ik uw ‘V.v.C.’Ga naar eind1. en den avend zelf van dien dag las m'n vrouw my 't stuk voor. In de eerste plaats hartelyk dank voor de toezending! En 'n woordje over 't stuk en uw vertaling, niet waar? Ik kende Coppée niet. Als ik in staat was alles optesommen, waarvan men 'n zeker recht hebben zou de kennis by my te veronderstellen, terwyl die toch in werkelykheid niet aanwezig is, zou ik 'n lange lyst moeten maken. Is 't barbaarsch van me dat ik Coppée's naam niet kende voor ik hem in den Spectator van 2 dezer en in Uw brief van 29 Novr las! In dien Spectator wordt-i door HoldaGa naar eind2. geprezen. Ter staving van haar lof haalt ze twee koupletten aan, die ik gedeeltelyk ordinair fransch verzenmakerig (style: rose-éclose) vind, en gedeeltelyk stellig-leelyk vind. (Als ge wilt, zal ik dit oordeel rechtvaardigen, maar 't zal niet noodig wezen. De goede Holda is in de war, en bezig zich te verletterkunderen) Maar gy preest Coppée's Luthier en aan uw oordeel hecht ik veel waarde. (Choor. V. Hall prees Vorstenschool! Hoe dit zy, ik was zeer benieuwd naar 't stuk. Ge zegt: ‘het trok my aan door zyn fynen vorm.’ Bedoelt geGa naar eind3. niet door z'n fyne donnée? Haal uit deze vraag toch asjebl. de slotsom niet dat ik 'n vriendschappelyk briefje behandel als 'n staatsstuk, en alsof ik u wou ‘vatten’ op 'n woord. (Waar bleef ik dan die me zoo dikwyls | |
[pagina 561]
| |
slordig uitdruk, en veel consideratie noodig heb, ik die me voor die consideratie uitdrukkelyk aanbeveel?) Neen, ik maak hier de onderscheiding om tot juistheid van inzicht te geraken, en omdat ik inderdaad de donnée van 't stuk zoo fyn vind. Als we dit eens zyn, vloeit er byna uit voort dat de vorm hier weinig te beteekenen heeftGa naar eind4.. Onjuist gezegd. Bedoel ik hier dat de vorm in zoo'n geval er niet op aankomt? Neen. Dat de verdiensten van Coppée's vorm wegzinkt by de hoofdverdienste van z'n (fyn?) gegeven? Neen. Dat C's vorm niet op de hoogte van z'n donnée is? Ja, of iets als ja! Hoe zal ik precies formuleeren? Ge hebt recht op duidelykheid. Nu, ik ben nog niet gereed. Ik bluf niet als ik zeg dat ik langzaam denk. (Ik zie nl. in dat er in zoo'n betuiging bluf liggen kan, iets als: langzaam maar dàn is 't ook best! Godbewaarme! Neen, ik ben teutig, teuterig, hoe noem je 't) Voorloopig dit: het komt me voor dat er van Coppee's gegeven iets schooners ware te maken geweest. Weinigen zullen my toestemmen dat Taddeo en Giannina beterGa naar eind5. geteekend zyn dan de hoofdpersoon. Taddeo in z'n burleske eigenaardigheid, Giannina in haar beminnelyke oprechtheid. Dit wil m.a.w. zeggen dat filippo minder goed geteekend is dan men had mogen verwachten. Ja, dit geloof ik. En ook geloof ik de oorzaak dezer fout (als 't 'n fout is) te kennen. HoofdmomentGa naar eind6. van die rol en van 't heele stuk is zyn edelmoedigheid. Deze blykt uit z'n handeling. Best. Maar... hy moet spreken ook. Een zwygende, doch even als hy handelende, filippo zou hooger staan, doch de auteur moet hem offeren aan den eisch van 't vak. Coppée kon hem niet 't werkwoord: ik ben edelmoedig, gy zyt e. hy is e. Laat ons e zyn!’ te konjugeeren geven. Er was dus 'n vulsel noodig. Dit vulsel leverde: ‘de kunst!’ (Hebt ge Cremer'sGa naar eind7. Boer en Edelman gelezen of zien spelen? Ik heb dat ongeluk gehad. Nog hoor ik Mevr. KleineGa naar eind8. die voor'n jong kunstziek studentje speelde haar: ‘de Khùnst, de Khùnst!’ moduleeren. Ik werd misselyk. | |
[pagina 562]
| |
godheidje wil voorstellen, dat op 'n zeker oogenblik uit de machina heet te voorschyn te treden. Maar by Cremer lag 't aan de donnée. De heele triumf van 't schoone en goede dacht-i te halen uit het moeielyk veroverd verlof van papa om naar Italie te gaan! 't Was wat veel gevergd van de roeringsvatbaarheid van 't publiek, dat men verrukt wezen zou over zoo'n uitslag! Valsche stellingen leiden altyd tot valsche slotsommen. De harmonie is hersteld, de deugd beloond, het goede bevoordeeld als 'n jongetje dat by z'n examens droop, naar Italie mag gaan om... ja, om wàt? Om poppetjes van klei te maken? Nu dan Coppée had 'n topic noodig om z'n held letterlyk: (ik bedoel geen scherpte) aan den praat te houden. En daartoe praatjes over kunst die juist uit den aard der zaak onartistiek zyn. Filippo spreekt als 'n leek, en dit kan niet anders. (E.g.Ga naar eind9. De vergelyking van viooltoon by nachtegaalslag. Dit is foutief als ‘zilte baren’ of ‘pekelnat’ in den mond van 'n zeeman. &c. Breid gyzelf maar uit. S.V.P.) Eén fout (m.i. altyd) heeft Coppée met de meeste schryvers, zoo niet met allen, gemeen, is dat de in z'n stuk voorkomende ‘liefde’ wat meer motiveering noodig had. Ik wil Giannina op haar woord gelooven als ze zegt Sandro te beminnen, maar ik weet waarachtig niet waarom. In al die stukken is de liefde iets als 'n kwaal die de menschen zoo maar opeens onder de leden krygen, en ik hoor tusschen de regels altyd 'n soort van excuus aan den toeschouwer: ja, gut, menschen, wat zal ik anders doen, ik sta nu eenmaal als z'n minnares (of haar minnaar) op 't personenlystje. De auteur heeft het zoo gewild’ Of: ‘ja, ik bèn nu eenmaal de jeune premier’ (of ‘première!’) Dat Coppée in zoo'n beknopt stuk deze sleurfout niet geheel vermyden kon, spreekt vanzelf, maar... ze leidt hier tot 'n essentieelen lapsusGa naar eind10.. ‘Men’ is (tragisch) bevredigd met het noodlot van filippo, maar niet met den wurmstekigen triumf van Sandro, never mind him, niet met het afspelen van de lieve Giannina! (Sans comparaisonGa naar eind11. met het lieve stukje van Coppée, in m'n onnoozele Bruid daarboven laat ik m'n held 'n gelyke fout maken. Holm wil uit edelmoedigheid z'n bruid aan 'n deugniet geven! Prettig voor die bruid!)- | |
[pagina 563]
| |
Nog eens ‘de Khùnst’ als noodzakelyk aanvulsel van de rolGa naar eind12.: filippo. Het is 'n dwaling te meenen (m.i! altyd) dat artisten van beroep zoo hoog met kunst loopen. In den regel zyn ze de ergste filisters. Maar Coppée hoeft den regel niet te volgen? Hy mag 'n uitzondering schetsen? O ja, mits die niet inloope tegen de natuur der dingen. De opmerking dàt kunstenaars van beroep dikwijls zóó & zóó zyn, beteekent niets, dit geef ik toe. Maar ik beweer dat er 'n logische reden voor deze eigenaardigheid is, welker algemeene strekking niet uit het oog kanGa naar eind13. verloren worden zonder 'n ongerymdheid te veroorzaken. Toevallig levert Coppée in z'n stuk (alsof i 't er om gedaan had) 'n voorbeeld van deze waarheid, al is 't dan geen bewys. (Als ik gelyk heb, zult gy de bewyzen wel zelf vinden.) filippo is, om den eisch van 't stuk, hoofdzakelyk vioolmaker. De pogingen van den auteur om hem over dàt vak te laten dithyrambiseeren vallen in 't water. Het maken van 'n viool is en blyft ambacht. Vruchteloos tracht Coppée... o, hy smokkelt! Kyk, hy koketteert by toeschouwer en lezer met de klanken: ‘Cremona’ ‘Stradivarius’ ‘Amati’ en gebruikt de verrukking die deze woorden by hedendaagsche kunstkenners en... kunstkoopers te weeg brengen, om de aandoeningen en 't heele gemoed van filippo te kleuren. C'est trîcher!Ga naar eind14. Dit heeft er iets van alsof men 'n romeinsch soldaat deelen liet in de vervoering van den archaeloog die 1800 jaar na hem 'n stuk van z'n zwaard vinden zal. Hyzelf poëtizeerde dat stuk yzer niet! De stellige waarde van den arbeid der meesters in dat vak, laat ik daar. 't Spreekt vanzelf dat de viool van den een beter was dan die van den ander, maar nooit kon in filippo's oog, z'n ambachtelyk werk een zoo dichterlyke kleur dragen als de auteur om den eisch van 't stuk daarin gelieft te leggen. Dit blykt dan ook uit de analyse waartoe hy zich wel 'n beetje verplicht rekent. De zaak komt neêr op 't ontdekken van 'n zeker vernis! Heel pleizierig zeker voor den werkman wien zoo'n fortuintje te beurt valt, maar juist weer 'n bewys dat-i werkman is. Welnu, ook zóó-iets kan ons in gloed brengen. Ik weet het by ondervinding, en verheug me dikwyls hartelyk met minder dan dat! Maar dit is de vraag niet. Ik vraag of zoo'n dagelyksch fortuintje de electrische vonk kan leveren die den ‘Kunstenaar’ bezielen moet, en die i.c.Ga naar eind15. van één gehalte behoort te zyn met de hoofdeigenschap die filippo vertoonbaar maakt, met z'n edelmoe- | |
[pagina 564]
| |
digheid. Al wat hem in dit opzicht als ‘Kunstenaar’ behoort te kenmerken staat niet hooger dan 't uitvinden van 'n nieuw soort schoensmeer.- Ik schryf haastig en slordig. Wilt ge lezen wat ik bedoel en niet juist alles wat er staat?- Uw vertaling? Er behoorde moed toe! Ik geloof dat niemand het u verbeteren zal. 't Is 'n zeer moeielyk werk. Gy zelf zegt dat ge hier-en-daar stroef waart, en klaagt over eenige aanvulsels (die zullen in 't oorspronkelyke zeker niet ontbreken!) Nu, ik heb weinig stroefheden gevonden. Een paar toch. Over 't geheel vind ik AlexandrynenGa naar eind16. niet behagelyk. 't Is me onmogelyk 'n fransche ‘classique’ anders te lezen dan om kritiek te maken. Voor genoegen nooit. Altyd hindert my de ‘facture’Ga naar eind17.- Het zou me zeer leed doen als 't stuk niet gespeeld werd. Er zyn zeer veel fyne passages in, en by goed instudeeren zouden de vertooners groote eer met hun rollen inleggen. Als maar 't vioolspel van filippo geen beletsel is voor de opvoering!- Hm, òf ik u reken onder de weinigen die lezen kunnen! Uw opmerking daarover is ondeugend. Och, ik had u veel meer willen schryven, maar 't wordt donker en als ik dezen liggen laat, lees ik over en verscheur hem. Dit weet ik zeker. Wees hartelyk gegroet van tt DD Nou, ge hadt wel 'n vrindelyk woordje in uw boekje mogen zetten! Er is 'n boek uitgekoomen van zekeren A. Buys die door prins Hendrik gesteund wordt. Hy scheldt my uit pis que pendre!Ga naar eind18. Het heele werk (één deel nog maar, doch er zullen 21 of 22 deelen volgen, zegt-i) is 'n kuriositeit. Nou, ik dacht dat ik verwaand was, maar ik stryk de vlag. 6, 8 jaar geleden was ik met dien Buys in briefwisseling. Hy had zich tot my gewend als 'n miskend genie, en in weerwil van 't nu verschenen zotte boek erken ik dat-i talent heeft. Maar z'n brieven bevielen my niet en sedert 6 (?) jaar antwoordde ik hem niet, ofschoon-i my telkens schreef. Zelfs las ik z'n laatste brieven niet. Daarover schynt-i boos. Hy zegt dat ik hem met ‘yskoude onverschilligheid heb behandeld’ Precies, et pour cause!Ga naar eind19. Nu scheldt hy me vreeselyk uit. Ik ben een ‘drekvlieg’ en... 'n ‘burgermannetje’. | |
[pagina 565]
| |
En ik die altyd beweerde dat m'n vader markies was! Prins Hendrik schynt geld te veel te hebben. Of was dat uitschelden de conditie van z'n hulp? |
|