Volledige werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877
(1987)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[13 maart 1876
| |
[pagina 303]
| |
het tegendeel van vergeven, zegge: wraakzucht. Neen, eenvoudig letterlyk gesproken: wat men my aanwryft als fout, is 'n door my geleden bittere tragedie, en dit weten ze niet! Dit weet ook gy niet, en by 't lezen uwer uitstekende brochure, dacht ik gedurig: L. kòn niet beter schryven! De gegevens die er noodig zyn om de zaak ànders te behandelen, kunnen alleen van my komen. Ik ben 'n goed mensch, en heb niet de minste welwillendheid in de beoordeeling van m'n doen & laten noodig. Gy tast V. Vl. voornamelyk aan over z'n onwaardige toon, maar ik weet dat-i me lastert. Dit zou zoo blyven al had-i me heel fatsoenlyk z'n meening gezegd. Laster? 't Is de vraag. Want daartoe behoort bewustzyn van de onwaarheid zyner betichtingen, en ik ben niet geheel zeker dat-i liegt tegen beter weten aan. Ja toch! Want hy heeft m'n vrouw gesproken, en zy noemde myn naam nooit dan met liefde en eerbied. Dit kan niet anders geweest zyn! Vergeve me een kleine uitwyding. Heel in 't begin van febr. ontving ik 'n brief van den Viceconsul van Belgie te Frankfort. Gedurende myn zwerftyd had ik m'n vrouw en kinderen tant bien que malGa naar eind1. te Brussel gecaseerd.Ga naar eind2. Daar was geen plaats voor my, en ik zwierf. 't Was juist m'n vrouw die me altyd verdreef, omdat ik alleen zynde, meer kans had ergens een hoekje te vinden waar ik werken kon, dan by haar en de kinderen... (Als ik dàt alles nu beschryven ga, kom ik niet klaar.
Een Odyssee! Ja, ik zal u pakketten brieven zenden.
Daarin zult ge ruimschoots sporen vinden van dien tyd!)
Nu dan, voor vier weken werd me door bemiddeling van den belg. consul 'n pretentieGa naar eind3. voorgelegd van de erven der menschen waarby toen m'n vrouw en kinderen gehuisvest geweest zyn. (NB Zulke zaken moet ik nog altyd elk oogenblik afdoen, en altyd met rente. Maar dit is nu de zaak niet. Ik ben bezig met de indrukken die V.Vl. over my van m'n vrouw moet hebben opgevangen.) Ik leg den brief van den Consul hier by, om de rest begrypelyk te maken. Bovendien, (ziehier de gevolgen van 't V. Vlotensche systeem!) by elk woord dat ik schryf moet ik nu wel denken: ze zullen zeggen dat ik, als mooischryver, 't uit m'n duim zuig. M'n publiek heeft 'n soort van commis-voyageursGa naar eind4.-slimheid, die altyd grinnikt: ‘hi, hi, dat zal wel gelogen zyn.’ Ik neem 't V. Vl. zeer | |
[pagina 304]
| |
kwalyk dat-i me telkens doet denken aan justificatie. Daaraan dacht ik vroeger nooit. En nòg beweer ik dat ze nooit noodig wezen zou als men lezen kon. Tot uit de fouten in m'n werken toe, is oprechtheid te bespeuren of althans uit àl m'n geschryfGa naar eind5. de intelligentie die 't liegen dom vindt. Hoe dit zy, ik voel gedurig de walgelyke stemming, van iemand die zich verantwoorden moet. In dit byzonder geval nu, acht ik me verplicht dien brief van een consul hierby te zenden, omdat hier 'n toeval in 't spel is dat zoo boekerig-uitgedacht klinkt. Ik zei dat m'n vrouw nooit over my sprak dan met liefde en eerbied. Den dag na dat ik Uw brochure uit de hand legde, kreeg ik hiervan nog 'n roerend blyk dat me kapot maakte. O god, zoo bitter! Ik antwoordde (begin febr.) aan dien consul dat ik betalen zou, maar wat uitstel vroeg. Ik moest 'n acceGa naar eind6. afgeven op 5 Maart. Met moeite kreeg ik 't geld by mekaar en betaalde. Daarop vroeg ik de ‘documents’ terug. Ik kreeg ze, en daaronder 't briefje van (1865? 66?) van m'n lieve goede beste vrouw aan den schuldeischer, waarin ze hoe kort ook, nog gelegenheid vond om iets goeds van my te zeggen. Begryp je nu waarom ik die dagen Uw brochure niet lezen kon? In plaats van den eersten brief van den Consul zend ik je maar den laatsten. Ik kan nu den eersten niet opzoeken. Adieu beste kerel. Later meer. Men weet niet wat men doet. Hart. gegroet Dek Toen m'n vrouw dat briefje schreef waren wy 20 jaar gehuwd! Ik zal je meer schryven, maar moet uitstellen.- Dank voor uw daad! Een edele daad is het!- MeenGa naar eind7. niet dat ik dat briefje zoo belangryk vind! Het was maar zoo treffend voor my, omdat ik 't ontving in de stemming die me 't begin der lezing uwer brochure, en 't nadenken over de V.V.sche aanvallen my veroorzaakte. Net of zy me langs zoo'n vreemden weg, me wou tehulp komen met haar getuigenis! |