Volledige werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875
(1986)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdRotterdam, 11 april.
| |
[pagina 638]
| |
wen heen hebben gevestigd, en toonden hunne roeping, de veredeling en opheffing van ons Nederlandsch tooneel, te begrijpen. Deze in naam kleine schouwburg, toonde in wezen groot te zijn, door het groote publiek bekend te maken en niet onkundig te houden met de pennevrucht van onzen verdienstelijken landgenoot Multatuli. Reeds bij zijn aankomst in de hoofdstad aan het Rijnspoorwegstation werd hij door eene commissie uit het Amsterdamsch Studentencorps bestaande uit de heeren S. Katz Jzn., W. Geesink, J.H. Rössing en C.N. Wijbrands feestelijk ontvangen en in een der wachtkamers (1e en 2e klasse) heette eerstgenoemde hem welkom. De heer Douwes Dekker dankte de heeren voor hun hartelijke en gulle ontvangst in de hoofdstad, waar hij geboren was. Doch de avond zou hem nieuwe rozen baren. Het publiek, dat, dit behoeft nauwelijks gezegd te worden, in grooten getale was opgekomen, was in spanning wanneer het gordijn zou worden opgehaald. Het eerste bedrijf werd gespeeld en ofschoon de dialoog wel iets te wenschen overliet, daar mej. Mina Krüseman (Louise) bijna alles en de anderen niets te zeggen hadden, werd zij na het einde van dit bedrijf onder stormachtige bijvalsbetuigingen teruggeroepen. In het tweede bedrijf aanschouwde men den Koning en de heeren uit zijne omgeving. De heer D. Haspels, die sedert dezen zomer niet in de hoofdstad was opgetreden, oogstte nieuwe lauweren in, in den waren zin des woords, want hij ontving een prachtigen lauwerkrans waaraan de Nederlandsche driekleur was gehecht. De heeren Le Gras en van Zuylen deden zich weder meer en meer als uitstekende tooneelspelers kennen en de hilariteit die nu en dan in de zaal heerschte, werd geheel en al door hen teweeg gebracht. Mej. Elize Baart (Hanne) mist nog geheel en al de noodige zeggingskracht en de minste beweging. Zij is verlegen met hare handen en armen, en maakt bijna altijd dezelfde beweging. Zij moet zich echter niet laten ontmoedigen maar ijverig zich de nu en dan gedane opmerkingen ten nutte maken. De heer van Korlaar stond haar als Albert zeer goed ter zijde, ofschoon ook hij nog niet geheel geroutineerd is. De heer J. Haspels als van Huisde was, om den officieelen term te gebruiken, zeer goed op zijn plaats. | |
[pagina 639]
| |
Om op het spel van mej. Krüseman bepaald kritiek te leveren, zou voor mij zeer moeilijk zijn, na al hetgeen reeds over haar gesproken en geschreven is. Zij heeft echter niet zóo voldaan als wel mogelijk was wanneer zij de gedane opmerkingen ter harte had genomen, maar men moet wanneer men op ‘de planken’ treedt niet zoo eigenzinnig zijn, en zich verbeelden, reeds uitstekend gevormd te zijn. Behalve na het einde der bedrijven werd zij ook vooral bij het gezegde van ‘La critique est aisée’, enz., daverend toegejuicht want in deze zelfde zaal was zij opgetreden met haar ‘Kunst en Kritiek’. Hier en daar echter had zij tooneelen die zij zeer goed wedergaf, en over het algemeen mocht zij zich in den bijval van het publiek verheugen. Aan het einde van het 5de tafreel werd de schrijver ten tooneele geroepen, en ontving hij twee lauwerkransen, waaraan behalve de vaderlandsche driekleur ook was gehecht de toezegging van een geschenk; waarin dit echter bestaat is mij tot nog toe onbekend. In eene korte doch krachtige rede dankte Multatuli het publiek voor de gunstige ontvangst, die zijn stuk in de hoofdstad des rijks, zijn geboortestad, had mogen ondervinden, en betuigde tevens zijn dank aan de talenten der artisten, die dit zoo uitstekend hadden vertolkt. Luide werd deze rede toegejuicht en het is wel te denken, dat de avond van 7 April voor den schrijver een der beste en heuchlijkste van zijn leven is geweest. Joh. E.A.v.P. |
|