[28 maart 1875
Onkruid onder de tarwe XI in Onze Tolk]
28 maart 1875
Van Vloten publiceert Onkruid onder de tarwe XI in Onze Tolk, zesde jrg., no. 26. (U.B. Amsterdam; fotokopie M.M.)
Het artikel vervolgt de polemiek tegen Vosmaer inzake Minnebrieven, en bestrijdt Multatuli's opmerking: ‘het hoofdingrediënt van schrijven en spreken is verwaandheid.’ Het eindigt als volgt:
(....)
Er komen in die Minnebrieven, naar aanleiding van dat schrijven en dien hoogmoed, nog meer wonderspreuken voor. De schrijver betuigt er, opzettelijk niet te willen lezen, om zijn hoogmoed niet te verliezen. ‘Als ik’ (zegt hij bl. 98) ‘veel boeken om mij heen zie, laat ik mij verlokken, daarin het oog te slaan. Ik lees voort, vind gedurig iets dat ik niet weet, word vruchteloos tegenstrevend overtuigd van onkunde, en weg is de verwaandheid, die ik noodig heb om te schrijven. Neem dit niet op als een sarkasme, als ironie, als scherts, als voorgewende nederigheid; ik geef 't u als eenvoudig waar, en ik ben zoo vrij, de menschen die 't tegenspreken te houden voor verwaander dan mij zelf.’ - Maar waarom zou men dat ook willen tegenspreken? ieder, die in 't minst tot de nadere kennis van M's karakter - gelijk zich dat in zijn geschriften voor ons uit - is doorgedrongen, zal zich gaarne van de volle waarheid dezer mededeeling overtuigd houden. Doch wat bewijst dit? Alleen, dat de schrijver juist het tegendeel deed van wat hij had moeten doen, en wat een ander, minder met hoogmoed en eigenwaan dweepend mensch, zeker gedaan zou hebben: van