Volledige werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875
(1986)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdKunstnieuws.De opvoering van Vorstenschool en de belangstellende waardeering waarmede dat stuk overal ontvangen wordt, is een évenement in ons letterkundig leven; nog meer: een verblijdend verschijnsel in de intellectueele ontwikkeling onzer natie. Vorstenschool een belangrijke gebeurtenis in ons tooneelleven te noemen zou kortzichtigheid zijn en miskenning van alle eischen, die men een goed tooneelwerk mag stellen. In deze restrictie op de | |
[pagina 579]
| |
uitspraak van sommige vereerders van Multatuli en kampioenen van ons tooneel ligt volstrekt niet opgesloten geringschatting van den gevierden schrijver. Ik houd er zelfs voor, dat den oorspronkelijk denkenden en cant-hatenden schrijver der Ideën, niets pijnlijker moet aandoen, dan zich lof te zien toezwaaien voor uitmuntendheid op een gebied, waar hij nog zoekt, en - ondanks zijn sporadische meestergrepen - leerling is, terwijl de groote gaven van den meester op ander gebied nog niet genoeg gewaardeerd worden. De mogelijkheid der opvoering van Vorstenschool en het succes aan het stuk ten deel gevallen beschouw ik liever, als een bewijs van waardeering aan den schrijver, dan als een triomf van den dramaticus. Het eerste is een bewijs, dat Multatuli gelezen en overdacht wordt, en... dat zegt veel voor de toekomst onzer natie. Het opkomend geslacht staat ontegenzeggelijk onder zijn invloed en men kan zonder overdrijving zeggen, dat die invloed het peil onzer geestelijke ontwikkeling doet rijzen. De kern onzer natie zal haar eischen op elk gebied hooger gaan stellen, voor middelmatigheid koud blijven en geestelijke naaktheid op haar juiste prijs schatten. Veel opvoeringen echter, als die van Vorstenschool zouden ons tooneel meer kwaad dan goed doen: broeikaswarmte is niet aan te bevelen voor een gezonde ontwikkeling van ons tooneelleven. Het parterre mag niet een privatieve jachtgrond, of ontspanningsoord voor geletterden en philosophisch ontwikkelden worden. Eén seizoen met uitsluitend opvoeringen van dramatische studiën waar de charpente alles te wenschen overlaat, hoe uitstekend haar letterkundig gehalte ook moge zijn, zou ons tooneel geheel doen verloopen. Multatuli heeft ontegenzeggelijk een gaaf en een blik voor dramatische kunst, zooals men zelden aantreft, doch bezit hij tevens de zelfverloochening, die hem tot onzen grootsten dramaticus zou kunnen maken? Kan hij zijn dartelenden, verfijnenden geest aan banden leggen en, met het oog op 't zamenstel der hersens van ‘publiek’, zich het genot ontzeggen van telkens naar hartelust zijn geest te laten caracoleeren? Vorstenschool niet alleen, maar de eigenaardige geest van den geheelen mensch Multatuli heeft een treffende overeenkomst met de ur-denkers in koningin Elisabeths tijdvak. Van Huisde's | |
[pagina 580]
| |
‘schijnen en blijken’ is als door Shakespeare geschreven. De ‘etterend neus en ooren uitspattende ziel’ zou in Marlowe's of Webster's werken vokomen op haar plaats zijn; niet minder in die van onzen Jan Vos, of de romantische Nederlandsche ‘Stürmer und Dränger' van vóór een paar eeuwen. De kronkelingen in de hersens van ‘publiek’ schijnen in Shakespeare's tijd talrijker te zijn geweest, dan heden het geval is. De woorden-ziftende en dubbelzinnige grafdelvers in den Hamlet werden naar de natuur geteekend, en de hoofdpersoon van dat stuk voegt zijn vriend Horatio dan ook terecht toe: ‘Wij moeten onze woorden wikken en wegen. Bij den Hemel, Horatio! Sedert een jaar of drie is het mij in 't oog gevallen hoe spitsvondig de tijd is geworden, zoodat zelfs de tonen van den boer den hiel van den hoveling zoo nauw raken, dat ze hem verwonden.’ Geen wonder dus, dat Shakespeare zich diepzinnigheden kon veroorloven, die de tooneelschrijver van onzen tijd, zoo 't hem te doen is doel te treffen, ter zijde moet laten. Hoe diepzinnig Shakespeare ook zijn kon, nooit was hij duister, of gezocht in de intrigue van een stuk, iets dat men van Multatuli en Vorstenschool niet zeggen kan. Schrijft men voor het tooneel, dan diene men practisch te zijn en met het oog op het publiek te schrijven. Een geopend oog voor de praktijk te hebben kan den tooneelschrijver, den kunstenaar nimmer burgerlijk of ploertig staan. De ‘myriad-minded’ Shakespeare schaamde zich zelfs niet ouden stukken van andere schrijvers nieuwen adem inteblazen en de onsterfelijkheid te verzekeren. Het was hem te doen het publiek te trekken. De groote dichter was zelfs zoo burgerlijk van... op nummer één te passen en telkens voor het geld, dat hij over won een lapje grond bij zijn boerderij te voegen. Zulke veelzijdig ontwikkelde geesten, of praktische geniën treft men niet meer aan. Taine, meen ik, wijt dit aan 't verzwakte zenuwgestel van 't menschelijk geslacht in 't algemeen. Iemand, beweert hij, die in onzen tijd alle indrukken ontving, die Shakespeare's hersens verduurd hebben, zou vóór zijn dertigste jaar dood of krankzinnig zijn, en niet als rustig rentenier en grondbezitter eindigen. Het spreekt van zelf, dat de tooneeldichter niet behoeft aftedalen tot het peil van zijn publiek, integendeel, zijn roeping is te verheffen, doch tegelijkertijd kan hij rekening houden met het hersen- | |
[pagina 581]
| |
gestel der massa. Dat Multatuli wel degelijk de gaaf bezit van objectief te zijn en zich te verplaatsen in anderer toestand of ontwikkeling, bewijst iedere bladzijde van zijn burgerlijk heldendicht Wouter Pieterse. Daarom twijfelen wij geen oogenblik, of Multatuli is de eenige man in ons vaderland in staat, om ons een oorspronkelijk tooneelwerk te schenken van een gehalte, zooals onze dramatische literatuur nog niet bezit. Het publiek, dat de voorstellingen van Vorstenschool heeft bijgewoond, kan men verdeelen in drie categoriën: 1. de vereerders van Multatuli en van Vorstenschool als letterkundig product; 2. de beminnaars van het tooneel; 3. de kudde, die gedreven wordt. Onder de eersten zal een deel verblind geweest zijn, een deel gegriefd en teleurgesteld door den moord aan Louise gepleegd. Van de tweede afdeeling zullen sommigen hebben willen bewonderen, anderen zich verveeld hebben. De blinde kudde zal zich meer of minder door de manifestatiën hebben laten medeslepen, doch langzamerhand tot de gulle bekentenis komen, dat ze 't niet gaarne een tweede maal zouden willen zien. Ofschoon ik mij liefst niet tot de laatste categorie reken, stem ik toch gaarne toe, dat ik niet licht een tweede opvoering van Vorstenschool zal bijwonen, tenzij een andere actrice zich aan de rol waagde. Ik hoop het stuk nog dikwijls te lezen, wanneer ik neiging heb mij te verdiepen in een der meest oorspronkelijke en geniale vruchten van onze litteratuur. Is bij de opvoering de hoofdrol, die van Louise, tot haar recht gekomen? Voorzeker neen. Mejufvrouw Krüseman moge al op haar plaats zijn in een comédie de moeurs, als dame van de wereld, in rollen waar luchthartigheid en ironie gevorderd worden, misschien zelfs in satirieke rollen; zij is niet ernstig genoeg om waardige, diep gevoelende karakters te vertolken. Zij mist twee groote gaven, die onmisbaar zijn voor de tooneelspeelster: 1. zelfverloochening; 2. warm, diep gevoel. Bezat zij 't laatste, dan zou een derde gemis, volheid en warmte van stem van zelf vervallen. Vooral voor den tooneelkunstenaar is zelfverloochening een hoofdvereischte. Mej. Krüseman bemoeide zich meer met het publiek, dan met haar medespelers. 't Was dikwijls alsof de koningin-moeder ergens in 't parterre terecht was gekomen, en Louise haar luide toeriep wat zij te zeggen had. | |
[pagina 582]
| |
In plaats van zichzelf te verheffen tot Louise, maakte zij van de nobele koningin Mina Krüseman, en, zij houde ons deze oprechtheid ten goede, wel niemand zal met die ruil ingenomen zijn geweest. Met Multatuli's Louise kan men dweepen, met mej. Krüsemans Louise zelfs niet op hebben: zij was voor ons een onbegrijpelijk onbestaanbaar wezen, met zeer theatrale hebbelijkheden. Het laatste bedrijf, dat meer op gewoon gebied ligt, en zoo rein menschelijk is, zou door gevoelvol en warm spel veel meer indruk hebben gemaakt. Alleen haar verhaal van den droom herinnerde aan uitstekend spel. Haar gestalte en beschaafde uitspraak en manieren zijn ongetwijfeld een aangename afwisseling op ons tooneel en zeer zeker moeten wij de moed en volharding waarmede mej. K. steeds dit ondermaansche betreedt op prijs stellen. Wij kunnen niet gelooven, dat zij de eigenzinnigheid en domheid heeft gehad van de wenken des schrijvers bij de repetitiën in den wind te slaan. Dit zou haar als mensch en als kunstenares beneden het peil van 't middelmatige brengen. Ik geloof wel dat mejufvrouw Krüseman de kiem in zich draagt, die bij onverhoopte ontwikkeling haar voor immer de koninginnekroon der artiste zou ontrooven. In haar voordracht der regelen over Kritiek en Kunst in de Vorstenschool kwam er plotseling meer warmte in haar spel, natuurlijk door dat haar eigen ik-heid sprak: Een énorme fout in een tooneelkunstenares! De ware artiste is vol toewijding en demoed wanneer zij de vrome handen slaat aan werk als dat van Multatuli, en denkt niet aan eigen grieven of zelfvergoding. Of Mina Krüseman nog eens de diadeem der kunstenares zal dragen? Wij hopen het van harte, haar leven zou er te voller en warmer om zijn. Het spel van Mej. Baart was eenvoudig en vrij gepast en belooft wel iets voor de toekomst. Wat meer teederheid en warmte, wat minder onnatuurlijke opgewondenheid zou haar een nog grooter succes hebben bezorgd. Sommige meesterlijke tooneeltjes werden meesterlijk vertolkt, ook door hen die vrij kleine rollen vervulden. De heer Legras heeft ‘auf Ehre’ een onsterfelijke Schukenscheuer gecreëerd: ‘'t was bepaald fameus!’ Van Zuylen speelde vooral als Herman natuurlijk en met veel gevoel, nog beter dan als Spiridio. 's Hee- | |
[pagina 583]
| |
ren Haspels schijn-en-blijk theorie was voortreffelijk. Het tooneel met de schouderbedeksels en de les in de hoogere regeerkunst was een juweeltje op komiesch gebied. De heer D. Haspels heeft aan een moeielijke en wel wat gebrekkige rol leven en waarheid weten te geven. De koningin moeder en de hofdame kunnen wij niet prijzen, haar grootste verdienste was 't relief dat zij gaven aan 't spel en de persoon van Mej. Krüseman. Nog veel zou men over de voorstelling van Vorstenschool kunnen zeggen, en zich in allerlei bespiegelingen verdiepen, doch voor heden genoeg. A.C.L. |
|