Volledige werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875
(1986)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 550]
| |
Rotterdam 22 Maart 1875 Waarde funke! Ik kryg daar 'n briefje van Legras, waarin hy me meedeelt dat ge over my klaagt. Dit is van Uw kant gezien, heel gegrond. Maar als ge wist wat ik te dragen en te tobben heb, zoudt ge begrypen wát me vernietigt. Nu eens hier zynde, moet ik blyven. Eerst om de trouwery (1 April) vervolgens om de voorstelling te Amsterdam by tewonen. Nu, na 't hier gebeurde niet te Amsterdam my vertoonende, zou dit 'n wapen tegen my zyn. En nóg weet ik niet, of ik niet na 1 April, alles in den steek laat! Gy ‘uitgever’ weet niet, of moogt en moet van Uw standpunt ignoreeren dat ik geen schryver ben. De schryvery is byzaak in myn leven. Dit moet ik wel weten, want ik ondervind het, helaas! Het verdriet dat ik dezer dagen onderga, is weer niet te beschryven. 's nachts lig ik wakker, en meestal met gebalde vuisten. Dan overvalt my de hoest ('n zenuwhoest, zeggen zy) en tegen den dag val ik even in slaap. Ieder ander zou zich ziek melden. Ik ben ziek. - Myn deur staat geen oogenblik stil. Ik wys de menschen af. Dat kán eens van de 10 keer. Maar niet kan ik de irritatie verbannen die 't gevolg is van brieven & boodschappen. Ik word hier afgemarteld.- Gy zegt zeker: ‘maar dan zou ik &c’ Welnu, ge vergist u. Er valt niet te zouwen. Wat ik te doen heb, weet ikzelf. Dat is: op 't oogenblik niet bedlegerig worden, zoodra mogelyk weggaan, adem scheppen en aan 't ...schryfwerk komen. Werken doe ik altyd, tot in m'n slaap toe. Maar schryfwerk dan, omdat ik daarvan leven moet, wat bitter genoeg is. Al m'n tydgenooten (die zelden werkten) leven zónder werken!- M.K. vertelt nu dat ik haar 't hof gemaakt heb en door haar afgewezen ben. Uit ‘wraak’ vind ik nu haar spel niet mooi. Ze is 'n canaille! En... haar heel optreden sedert 2 jaar is 'n speculatie geweest om zich te huwen aan myn renommée. Alles nagaande is me dit zeer duidelyk. Vandaar haar eerste bezoek in 73. (herhaald in 74) en haar ophemelen van Multatuli. Ik ben overtuigd dat het schepsel niets dan de mojigheidjes in den Havelaar van my gelezen heeft. Ze weet, ken, kan niets! Haar heele zyn (tot haar brusquerie toe) is één leugen. Hartelyk gegroet tt DD | |
[pagina 551]
| |
Ik kan niet behoorlyk zien van slapeloosheid & zenuwachtigheid.- Dordt waar ik uitgenoodigd was, heb ik telegrafisch afgezegd. Toen ik te Delft optrad wist ik ¼ uur te voren niet waarover ik spreken zou, laat staan: wát. Dat ‘men’ tevreden was, bewyst dat ‘men’ heel laag staat. Als geimproviseerd kunstje was m'n voordracht aardig, maar innerlyke waarde hebben zulke dingen niet! bah! Dát ik 't deed, was omdat ik sedert 2 jaar m'n woord kwyt was aan Vrye Studie. Ze lieten my geen rust. Daarom zei ik in eens: ‘nu goed dan, ik zál!’ zonder te weten wat! |
|