Volledige werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875
(1986)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdVorstenschool.De heeren Legras, van Zuylen en Haspels hebben alle eer van hun waagstuk met de Vorstenschool. De eerste opvoering, te Utrecht, is zeer goed geslaagd, niettegenstaande vele zwakke en hachelijke plaatsen en de zeer gewaagde bezetting der vrouwenrollen. Het eerste bedrijf was mat. Het sententieuse en doceerende van de rol van Louise werd veel verergerd door de sleepende en eenvormige voordracht van mej. Krüseman, die bijna elk woord onderschrapte, in plaats van ze vurig en met entrain te spreken, waardoor veel zou zijn gewonnen. Voor het overige kan niet worden gezegd, dat ze, door houding en gebaren, bewees voor Koninginne-rollen geschapen te zijn. Daarbij kwamen eene zeer burgerlijke koningin-moeder (mevr. van Offel-Kleij) en een acteur, die Puf tot een karikatuur maakte. Het tweede bedrijf echter was voortreffelijk. Het gaf geen den minsten aanstoot. Vergelijkingen trouwens liggen hier volstrekt niet zoo noodzakelijk voor de hand als wel beweerd werd. De heer Haspels gaf meesterlijk de rol des Konings weer, de heeren Legras en W. van Zuylen evenzoo die van Schukenscheuer en Spiridio. De heer J. Haspels was een zeer goede van Huisde. Het geheele tooneel met de lakeien en schouderweeren en het geniaal dwaze lied en verhaal van Spiridio liepen goed van stapel, daar nagenoeg alle mannenrollen in zeer goede handen waren en de wenken van den schrijver blijkbaar ter harte waren genomen. Het publiek lachtte smakelijk en riep stormachtig den heer D. Haspels terug. Het derde bedrijf voldoet mede op het tooneel beter dan men zou verwachten en zou stellig bij een andere opvatting van de rol der Koningin nog meer effect maken, ofschoon juist hier de dialoog nog meer dan in het eerste bedrijf aan de bekende gebreken lijdt. Kostelijk waren hier weder Schukenscheuer - Legras en van Huis- | |
[pagina 450]
| |
de - J. Haspels. Ook mej. de Heer, als boerenvrouw, verdient met hare kleine rol loffelijke vermelding. Eerst bij het vierde bedrijf echter werd het publiek wezenlijk warm. Mej. Baart had de rol van Hanna Smit; de heer Korlaar gaf Albert; W. van Zuylen (Spiridio) was Herman. In de eerste afdeeling van dit bedrijf geleek mejuff. Baart te sprekend op hare leermeesteres mej. Krüseman, om veel voldoening te geven. Bovendien was het liedje, dat in den aanvang voorkomt, vervangen door eene vrij onnoozele toespraak tot Hanna's kanarievogel en was de figuur van haren minnaar, den dichter, niet van de gelukkigste, terwijl ook het verhaal van Puf niet meer dan redelijk werd voorgedragen. Eerst bij de laatste regelen van dit tafereel kwam er in Hanna's houding en stem eenige bezieling en een krachtig applaus dreunde door de zaal. Veel gelukkiger was mej. Baart in de tweede afdeeling. Blijkbaar had zij, wat dit tooneel betreft, zeer haar voordeel gedaan met de goede lessen tijdens de repetitiën. Enkele passages werden door haar zeer goed teruggegeven, en indien zij ijverige studie onder goede leiding zich wil getroosten, dan zal ons tooneel spoedig eene goede en beschaafde actrice rijker zijn. Anderen zullen haar beter dan wij kunnen zeggen, wat haar nu nog ontbreekt, vooral wat betreft het gebruik harer stemmiddelen. Sedert haar eerste optreden te Amsterdam echter, heeft zij reeds te veel vorderingen gemaakt, om te onderstellen, dat zij door dit haar eerste succes zich zal laten brengen tot het geloof, dat alles reeds gewonnen is. Met daverend applaus werd mej. Baart, na dit tooneel, teruggeroepen. Zij en mej. Krüseman met den heer van Zuylen, verschenen ten tooneele. Ofschoon ook de heer van Zuylen, eenige overdrijving in eene enkele passage daargelaten, zijn rol goed had gespeeld, was dit toch blijkbaar niet de bedoeling. Men riep om mej. Baart en toen daaraan geen gehoor gegeven werd, om den auteur, Multatuli, en ofschoon in de zaal aanwezig, verscheen deze evenmin als mej. Baart; het publiek gaf het op en ging zich eenige minuten verpoozen. Het vijfde bedrijf liep goed af, niettegenstaande groote scènische bezwaren. Het gezelschap heeft stellig geen moeite gespaard, om Multatuli's werk zoo voordeelig mogelijk te doen uitkomen. En toch had men juist hier groote | |
[pagina 451]
| |
bezwaren. Het tooneel tusschen de Koningin en van Huisde, is bijna tot in het onmogelijke gerekt en spitsvindig, zelfs een volleerde actrice zou het niet kunnen redden, tenzij veel wierd geschrapt en slechts werkelijk geestige passages werden behouden. Weder werd door een groot deel van het publiek de schrijver ten tooneele geroepen. De heer Legras verontschuldigde hem wegens ongesteldheid en nu werd mej. Baart verlangd; zij verscheen onder daverend applaus, blijkbaar zeer gelukkig met deze niet onverdiende aanmoediging. Men zal nu moeten afwachten, hoe in grootere steden het stuk opgenomen wordt. De groote moeite, die vooral het heerenpersoneel van dit gezelschap zich getroost heeft, verdient stellig waardeering. De goede taal zal vele gebreken van vorm en inhoud doen over het hoofd zien. En de auteur is een te begaafd man, om niet met hetgeen hem nu bij deze opvoeringen moet zijn gebleken, voor volgende werken zijn voordeel te doen. Weldra wordt het stuk ook te Amsterdam opgevoerd, en wel in Frascati. Ons publiek zal dan zelve kunnen oordeelen. Voor het overige zal het niet aan oordeelvellingen ontbreken, daar bij deze eerste opvoering bijna de gansche Nederlandsche pers tegenwoordig was. De zaal was natuurlijk stampvol. Vrijdag wordt het stuk te Utrecht opnieuw gegeven. De studenten, die volgens mej. Krüseman harten bij hoofden of omgekeerd, hebben, trachtten het gemis van een orkest te vergoeden, door vóôr den aanvang der voorstelling het Io vivat aan te heffen. Onder de toeschouwers bevonden zich o.a. de Commissaris des Konings en zijne familie, de oudste Wethouder, de Gemeentesecretaris, leden van den Raad en van de rechterlijke macht, hoofden der policie (ook van elders), redacteurs van de groote bladen, enz. |
|