Volledige werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875
(1986)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdDe eerste opvoering van ‘De Vorstenschool’ te Utrecht 1 maart 1875.Het is voor ons geen aangename taak verslag te geven van de eerste opvoering van Multatuli's Vorstenschool, - welke, zooals aangekondigd werd, gisterenavond in den Schouwburg te Utrecht heeft plaats gehad, - want het succes van het stuk was voor een gedeelte in de handen van mejuffrouw Kruseman, die de critiek zou willen muilbanden als zij kon, die niet aan eerlijkheid en goede trouw gelooft dan bij hare paladijnen en kamerjonkers. Wij mogen en zullen ons door die eigenaardige opvatting van de vrijheid der pers en de roeping van het liberalisme evenwel niet laten terughouden. De eerste opvoering van een dramatisch werk van Multatuli is een gebeurtenis, waarvan ons publiek de beteekenis en de waarde moet kennen. Wij dringen daarbij niemand onze bijzondere meening op, maar mogen niet nalaten haar naast die van anderen te plaatsen. Mejuffrouw Kruseman had, zeiden wij, voor een gedeelte het succes van de Vorstenschool gisterenavend in handen. Dat dit stuk ten tooneele werd gevoerd, is op haar initiatief geweest. Daarbij nam zij persoonlijk de rol der Koningin op zich, eene rol, die haar in staat zou stellen al de dichterlijke schoonheden van Multatuli's werk in het licht te plaatsen, waarmee zij tevens volgens bevoegde vrienden zou toonen, dat door ons en anderen ten onrechte aan haar talent voor het tooneel getwijfeld werd. 't Komt ons voor, | |
[pagina 446]
| |
dat niemand tegen deze aanwijzing van haar verhouding tot het stuk gegronde bezwaren kan inbrengen. Toch vordert de billijkheid dat wij reeds aanstonds ook een plaats inruimen aan de mogelijkheid, dat Mejuffrouw Kruseman zich bij de keus van het stuk, waarin zij voor de tweede maal wenschte op te treden, vergist heeft, dat de Vorstenschool, hoewel misschien als geschreven drama hoogst verdienstelijk, zou kunnen blijken niet geschikt te zijn voor de opvoering... ja, wij van onzen kant aarzelen na de voorstelling van gisteren geen oogenblik dit laatste als onze innige overtuiging uit te spreken. De Vorstenschool is, behoudens de letterkundige verdienste welke wij haar gaarne willen toekennen, ongeschikt voor het tooneel, niet alleen omdat dit of dat gedeelte te veel in den betoogtrant geschreven is, omdat een aantal schoone en edele denkbeelden verloren gaat in de gerektheid en matheid van een gebrekkigen collegevorm, omdat de intrigue te warrig en de ontknooping te geheimzinnig is, maar vooral omdat het geheele stuk lijdt aan een onherstelbaar gemis aan handeling, aan actie,... omdat er geen gang in is. De voortreffelijke passages, waarin kennis van het leven, afkeer van het gemeene en alledaagsche en de gloed voor het ideale om den voorrang vechten, dragen gezamenlijk het stuk. Zonder deze zou 't onfeilbaar uit zijn verband vallen, tenzij wij ons tevreden wilden stellen met een paar lieve tafreeltjes, door M. zijns ondanks overgenomen uit een tijdperk der dramatiek, tegen welks manier niemand krachtiger geprotesteerd heeft dan hij. Toch meenen wij, dat ook tegenover talenten als M. geen oogenblik de eisch mag worden prijs gegeven, dat een drama zich zelf drage, dat het geheel in vollen nadruk... een geheel zij. Doch wij hebben ditmaal meer met de opvoering dan met de Vorstenschool te maken. Reeds bij de repetities, onder het oog van M. gehouden, moet herhaaldelijk uitgekomen zijn, wat wij heden slechts met den vinger kunnen aanwijzen. Desniettegenstaande heeft de auteur zijne toestemming gegeven tot de opvoering en heeft Mejuffrouw Kruseman de hoofdrol, in deze de rol, op zich genomen. Zij had daarbij het zeldzame voorrecht, vrij goed door enkele leden van het personeel van den Rott. Schouwburg, zelfs zeer goed, te worden bijgestaan. Ook heeft Mejuffrouw Baart haar zeker niet teleurgesteld. Mejuffrouw Baart | |
[pagina 447]
| |
heeft de verwachting, dat zij bij studie en ijver een onzer goede actrices zal kunnen worden, niet beschaamd. 't Gelukte haar herhaaldelijk ons haar naam en persoon te doen vergeten. Wij zagen Hanna uit de Vorstenschool voor ons; we voelden wat er moet omgaan in het hart van een rein en onschuldig kind uit het volk, ondanks den dwang, dien de dichter Hanna aandeed, om plaats te vinden voor een zeker aantal denkbeelden, welke boven haar sfeer lagen en een moraal, welke zelfs de strengste zedemeester van de oude school niet aan haar zou hebben durven voorleggen. Ook in den Koning (Haspels) vond Mejuffrouw Kruseman een medehelper, die haren dank verdiend heeft, terwijl voorts de rollen van de Koningin-moeder, de Walbourg, Van Huisde, Von Schukenscheuer, Prins Spiridio en Herman, in vrij goede handen waren. Hoe heeft nu met deze omgeving de Koningin haar rol opgevat en vervuld? Wij willen ons oordeel zoo zacht mogelijk uitdrukken. Het luidt: niet als de Louise, welke Multatuli zich moet gedroomd hebben zoo dikwijls hij dacht aan den avond waarop de Vorstenschool op 't affiche zou staan; niet als de dramatische kunstenares, welke de vrienden recht hadden te verwachten. Mejuffrouw Kruseman heeft zich blijkbaar eene Koningin voorgesteld, die ten eenenmale van het ideaal van den kunstenaar afwijkt, eene vroolijke, luchthartige, ietwat ondeugende Koningin, die aan de warme overtuigingen, waarmee zij eens haren kroningsdag begroette, aan de liefde voor het arme volk, waaraan zij haar schatten, haar tijd, haar waardigheid en haar vorstelijke fierheid ten offer wilde brengen, geen beteren vorm weet te geven dan van een spel, waarin de intrigueerende hovelingen als poppen fungeeren en het contramineeren van hun knoeierijen een gemakkelijk werk is. Wij nemen de vrijheid daartegenover eene andere Koningin te plaatsen, die zonder twijfel niet zoo onbereikbaar ver van Multatuli's ideaal staat. Doch voor die Koningin hebben wij noodig: eene actrice met een diepe welluidende stem, waarin al de warmte van een edel gemoed uiting vinden kan; daarvoor behoeven wij in hooge mate: waardigheid, zoowel waar zij den schurk ontmaskert als waar zij ongelukkigen redt en in hun eer herstelt. Die | |
[pagina 448]
| |
Louise moet bovendien volkomen meester zijn van de minste harer bewegingen en indrukken. Zij mag niet als een jong coquet meisje wegkruipen, wanneer zij reden heeft niet gezien te worden. Geene koningin ter wereld zou dat doen. Hoe veel minder de koningin van onze ideale voorstelling. Ook zouden wij deze wel vergunnen te glimlachen, maar niet ons te ergeren door een soort van lach, die, hoe edel ook wellicht in zijn oorsprong, den toehoorder pijnlijk aandoet, omdat deze vijf minuten vroeger pas vernomen heeft hoe haar 't harte bloedt over het volk, 'twelk het hof niet kent dan van zijn slechtsten kant, dat gebrek heeft aan vleesch en brood... en wij dit vijf minuten later weer en nog eens weer zullen vernemen. Men ziet, het oordeel over de wijze, waarop Mejuffrouw Kruseman haar rol vervuld heeft, is voor ons hoogst moeilijk. Onze opvatting verschilt zoo ten eenenmale van de hare, dat wij ons niet in staat gevoelen ons op haar standpunt te plaatsen; ja, 't komt ons voor dat Mejuffrouw Kruseman daadwerkelijk al datgene mist en opzettelijk afwijst, wat voor ons het a, b, c is van 't geen eene actrice, die zoodanige rol durft vervullen, moet bezitten. En toch heeft de voorstelling van gisterenavond aan velen bevallen, viel zoowel aan Mejuffrouw Kruseman als aan hare voornaamste medespelers de eer der terugroeping ten deel. Is dit toe te schrijven aan de welverdiende waardeering van Multatuli door ons publiek? Zeker in de eerste plaats. Ook aan de bekendheid van het meerendeel der toehoorders met de Vorstenschool, waarvan zoo menig lyrisch gedeelte tot het beste in onze letterkunde behoort? Zonder twijfel. Ook aan het werkelijk aangrijpende van een paar tooneelen, en misschien mede aan het kluchtige van een paar anderen? Gewis. Een stuk kan opgang maken, ook al is de uitvoering voor een belangrijk gedeelte niet onberispelijk en al mist men er veel in, wat wij in een drama onmisbaar achten. Wij verheugen ons dat dit met de Vorstenschool op nieuw gebleken is. 't Is een bewijs, dat het publiek, waartoe ook zij gerekend moeten worden, wier taak het is hunne meening openlijk uit te spreken, dat het publiek niet zoo ondankbaar is als velen beweren. Wij verwachten zelfs, en 't doet ons genoegen, dat de Vorstenschool om der wille van den auteur en van den ijver van het jonge tooneelgezelschap dat haar instudeerde, nog herhaalde malen zal worden | |
[pagina 449]
| |
opgevoerd. Doch onzes inziens is 't niet denkbaar, dat dit kunstwerk als drama op den duur een plaats zal innemen op ons repertoire. |
|