schuld van ons aller meesters, dat we u leerden hoogachten. Zoo herinner ik me uit mijn R.H.B.S. jaren, tijdperk Letterkunde, uw naam ter nauwer nood, uwe geschriften nog minder. Rotsgalmen van Bilderdijk, puntdichten van Huigens, ‘ik ga een werk aan, dat opgeleid is van lotwissel en menigerlei geval’ en in het laatste stadium v. Vloten's bloemlezing (dicht en ondicht uit de 19e eeuw) benevens een geschiedenis der Nederl. letterkunde, ziedaar mijne Nederl. letterkundige opvoedsters! Hoeveel beters leerde ik pas, toen de pharmacie mij reeds langen tijd onder hare leerlingen telde. Wel had Chresos' luitspel en v. Vloten's biographie mij getroffen, en Max Havelaar voor 1 dubbeltje gelezen, mijne verontwaardiging opgewekt, maar.... de indruk werd bedolven onder macht van ontuig, om later eerst tot ontwikkeling te komen.-
En thans hulp-apotheker te Zaandam. Meen niet, dat ik m'n werkkring als onbelangrijk beschouw, 't vak is mijns inziens schoon, de practische uitvoering minder, maar 't wetenschappelijke en dus schoone ervan bestaat te Zaandam niet. Goed te willen zijn en als ondergeschikte te moeten knoeien, dit valt me moeilijk. Ik ken alleen menschen, die ziek zijn, ontken derhalve 't recht van bestaan voor apothekers-waren p.p. pro pauperis! Indien ge meer wilt weten van dergelijke knoeierijen, wil ik u later hiervan wel meedeelen, 'k acht nu uw tijd te goed u met het laten lezen daarvan bezig te houden. Als bijlage: de patroon is welgesteld, bestuurder van 't ‘Nut’, spaarbank-secretaris, dus geacht ingezetene en last not least: president-kerkvoogd en alzoo vriend van 2 moderne dominées. Ziedaar iets moderns, waartegenover ik als ‘pest der maatschappij’ sta. Ge zult nu mijne tegenstelling tusschen uw ‘evangelie’ in onzen strijd tegenover 't nuchtere van 't bediende zijn, zooals hier namelijk volkomen billijken, geloof ik. Dank intusschen voor uwe welgemeende woorden, ze zullen mij altoos een aangename herinnering zijn en aansporing tot volhouden!
En dan nog, gij ‘'n slecht mensch!’ Wel moeten die ‘coprolithen’ en de hunnen een groot belang hebben bij uwe vernietiging of verontwaardiging, wel moet de haat uwer wijanden groot zijn. Hoe laag b.v. doet zich van Vloten weer kennen, - 't is z'n eerste vuile zet niet - met z'n ‘gesar’ en hoe prettig zet Versluys hem op