Volledige werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875
(1986)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdMultatuli over spellingWat de spelling betreft, ik heb ditmaal, niet zonder tegenzin, nagenoeg de mode van den dag gevolgdGa naar voetnoot* niet omdat ik den minsten eerbied voel voor de taalkennis der personen, die heden-ten-dage zoo goed als officiëel belast schynen met de bearbeiding van dat veld, doch om niet het oog des lezers aftestooten door vreemdheid van spelling. De sop zou de kool niet waard zijn. | |
[pagina 211]
| |
Ik neem deze gelegenheid te-baat voor de opmerking dat ik vroeger, waar ik van de gewone spelling afweek, geenszins bedoelde een voorbeeld van goede schryfwys te geven, doch alleen wilde aantoonen, dat men ook buiten de alleenzaligmakende methode der vakmannen van den dag, iets kon voortbrengen dat het lezen waard was. Toch zou 't me zeer lief zijn, eens tyd te vinden, onze taal tot 'n gezet onderwerp van studie te maken, of liever - want dit deed ik reeds sedert m'n kindsheid - bruikbare spelregels voorteslaan. Zoodra mogelyk wil ik dit beproeven, doch ik zie in, dat ik me haasten moet om gereed te zyn voor den val van het tegenwoordige regime. Dat dit laatste uit 'n philologisch oogpunt niet hooger staat dan Siegenbeek's schoolmeesterig geknutsel, zou nu juist in Holland geen reden zyn voor 'n kort bestaan. Maar het tegenwoordig stelsel - zegge: stelsel! - is onpraktisch, en dit geeft, in den stoomtijd, hoop op 'n spoedig uiteinde. Nu voor alsdan: R.I.P.-
Om het zoo-even achter 't woord ‘stelsel’ geplaatst uitroepingsteeken te rechtvaardigen, hier de opmerking, dat volgens D.V. en T.W. 't woord hoovaardy met twee o's moet geschreven worden, doch hoveling en hoven met één. Begrype wie 't kan! Dat de tweede o op 't eind eener sylbe, in 't geheel geen reden van bestaan heeft, is onzen lettermannen nu eenmaal te hoog, maar men zou dan toch kunnen vergen dat ze consequent waren in hun bekrompenheid.- De bovenstaande opmerkingen zijn ontleend aan de voorrede bij de vijfde uitgave van den Eersten bundel der Ideën van M. De mededeeling alleen is voldoende om te laten zien, dat M. over zijn eigen spelling niet oordeelt zooals een onzer medewerkers zegt. Er kan tevens uit blijken, dat men verkeerd doet van zyn spelling te eischen, dat zy een zuiver stelsel zou vormen. Op goede gronden onthoudt hy zich van al te groote afwykingen, om deze alleen te maken waar de gewone schryfwyze hem uitermate ongerijmd voorkomt. |
|