Volledige werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875
(1986)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdVoorwoord.Ik heb tegenwoordig in mijn Vaderland een zwaren stijd te strijden, - een strijd dien ik begonnen ben bij mijn eerste optreden als artiste en dien ik vol zal houden tot mijn dood. Ik sta alleen tusschen Publiek en Kritiek - alleen tusschen een Publiek dat niet weet en een Kritiek die misleidt, - alleen tusschen een oprecht en eerlijk Publiek dat bedrogen wordt en een lage gemaskerde Kritiek, die zich gedraagt als een sluipmoordenaar. Eenige jaren geleden trad een geniaal man in Nederland op met een meesterstuk. Meester Kritiek, zich van zijn minderheid bewust, noemde dien man een dronkaard en verklaarde zijn meesterstuk zedeloos. Het Publiek geloofde Meester Kritiek, die, betaald om te weten, ook weten moest. Het gevolg hiervan was dat een groot man optrad voor een klein publiek en dat geldgebrek hem noodzaakte te zwijgen en de leege zalen te verlaten, die hij niet betalen kon. Sedert zijn jaren verloopen. De man heeft gebrek geleden in den vreemde en zijn meesterstuk slaapt. Eenige dagen geleden trad een vreemdeling in Nederland op met een engelsch drama, dat hij voordroeg in 't duitsch voor een nederlandsch publiek. Meester Kritiek, zich zijne schoone, belanglooze roeping ten volle bewust, verklaarde hier niemand dronken en niets zedeloos, maar gebood het publiek, op straffe van beschuldigd te zullen worden van wansmaak, patriotisme of onpartijdigheid, zich naar de voordrachten van den heer Linde te begeven. Denk niet, Publiek, dat ik iets wil afdingen op het talent van den | |
[pagina 139]
| |
heer Linde; eere wien eere toekomt, en hém komt eere toe. Maar waarom wordt een duitscher, die de meesterstukken van een engelschman voordraagt, in Nederland reeds vóór zijn optreden door Meester Kritiek verheerlijkt, terwijl een nederlander, die zijn eigen meesterstukken voordraagt, door dienzelfden Kritiek stelselmatig vermoord wordt? Ik bedoel hier Multatuli en zijn Vorstenschool. Ons tooneel staat laag, zegt men, en te recht; maar hoe zou dit anders kunnen zijn? Meester Kritiek, die vóór alles weten moest, is zóó fatsoenlijk, dat hij zich zelfs op zijn onwetendheid beroemt en het ‘zedeloos’ noemt, iets wat boven het gewone staat, te kennen. De Vorstenschool bestaat sedert jaren, en nog nooit heeft een tooneeldirectie dat stuk durven opvoeren. Ik heb het op 't tooneel verlangd en mij bereid verklaard er de hoofdrol in te vervullen. Een vol jaar heb ik, op alle manieren, getracht mijn wensch verwezenlijkt te krijgen; te vergeefs. Meester Kritiek had neergeveld en ik alleen was te zwak om 't Publiek een meesterstuk te vertoonen, dat de Kritiek 't werk van een dronkaard had genoemd. Toen heb ik zelve een stuk geschreven (dat geen meesterstuk is) een serie schetsen, anders niet, die door de mise-en-scène en de Indische lokaalkleur waarde moest krijgen. Ik had gerekend op een gemachineerd tooneel, als in 't buitenland, maar ook gemachineerde tooneelen zijn hier onbekend. Mijn stuk was dus zeer zwak voor Nederland, dit wist meester Kritiek, want ik had het verleden jaar in de meeste steden van ons land voorgedragen, maar... ware het een meesterstuk geweest (even als Multatuli's Vorstenschool) dan had Kritiek het vóór de opvoering vermoord, nu heeft hij 't na de opvoering gedaan. Dank je. Kritiek! Door 't kleine tot 't groote, zeg ik nu. Multatuli's Vorstenschool slaapt, en heeft veel te lang geslapen; de zonde van uitmuntendheid is zwaar genoeg gestraft geworden. Publiek! help me, om Kritiek te dwingen, u op een meesterstuk te onthalen, dat 't voorrecht mist van Duitsch te zijn of van zóó zwak te wezen, dat 't ook na de opvoering gesmoord kan worden. Voorgedragen te Amsterdam, 26 November 1874. Mina Krüseman. |
|