Volledige werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875
(1986)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Een lesje in kieschheid en onkieschheid.Onze tekst is een ingezonden stuk uit het Algemeen Handelsblad, van den volgenden inhoud: In bijna al onze bladen las men eenige dagen geleden het volgende berichtje: ‘Wij vernemen, dat mevrouw E. Douwes Dekker, bekend als Tine uit de werken van haar echtgenoot, dezer dagen na kortstondige ziekte is overleden.’ | |
[pagina 39]
| |
Messias der Nederlandsche litteratuur? dat hij zijne werken verheerlijkt als uitingen van den heiligen Multatuli-geest? Welke is de grootste fout in dit opstel uit het Handelsblad, - want dat 't van A tot Z een model van onbetamelijke polemiek is, zullen wij wel niet behoeven aan te wijzen, - welke is de grootste fout? Is 't de brutaliteit, waarmee een man, die blijkbaar zelf niet het minste begrip van betamelijkheid heeft, ons, die het bedoelde bericht 't eerst meedeelden en in den vorm goten, waarin 't door onderscheiden dagbladen werd overgenomen, van verregaande onkieschheid beschuldigt? Is 't de leelijke verdenking, alsof ons bericht een reclame voor Multatuli en zijn werken, dat is voor Multatuli en zijn uitgevers zou zijn, of de onnoozelheid, welke in zoo'n bericht een reclame ziet? Is 't de quasi-geestigheid, volgens welke Multatuli zijne vrouw zou gebezigd hebben als een litterarisch ornement, niet zoo zeer om harentwil, maar om zichzelven te orneeren, en de daarmee vrij wel overeenkomende opmerking, dat 't ons niet aangaat, hoe een man zijn vrouw tentoonstelt, indien deze zelve zich er maar niet over beklaagt? Is 't de ongepaste manier, waarop juist deze gelegenheid te baat genomen wordt om Multatuli eenige hatelijkheden naar het hoofd te werpen en de quaestie aan de orde te stellen of hij een heilige-geest-genie is of niet; gesteld dat 't ons gelukt uit te maken, wat wij onder een heilige geest genie moeten verstaan? | |
[pagina 40]
| |
Of is 't misschien niet de onkieschheid, maar de domheid, die naar den eerepalm dingt, als de schrijver in éenen adem Bilderdijk en Multatuli noemt als twee mannen die, - let wel op!, - die ‘door gestadige bewierooking verwend zijn geworden?’... Wij beslissen niet. De keus is ruim en onze lezers zullen allicht een andere doen dan wij. Ook vermijden wij liefst den schijn van partijdigheid, die ons licht zou kunnen verleiden, om den vinger te leggen op 'tgeen ons persoonlijk gegriefd heeft? Wij toch hebben met de woorden van het oorspronkelijk bericht ‘bekend als Tine uit de werken van haar echtgenoot’ niets bedoeld, dan te verklaren, waarom we het overlijden van Mevrouw Douwes Dekker vermeldden. Immers voor het groote publiek is de laatstgenoemde eene onbekende, maar de eerste niet. Alleen kwade trouw kan er iets anders achter zoeken. Ook houden wij ons zeer aanbevolen voor de bewijzen, dat het Nieuws van den Dag zich ooit schuldig gemaakt heeft aan Multatuli-vergoding. Wij van onzen kant zouden integendeel met de stukken kunnen aantoonen, dat de achting voor Multatuli's talent ons niet belet heeft onbevangen te oordeelen over hetgeen men zijn gebrek aan waardeering van de publieke opinie zou kunnen noemen. Doch afgezien van wat ons persoonlijk betreft, zien we in het artikel uit 't Handelsblad een staaltje van onbetamelijkheid, dat noodzakelijk gebrandmerkt moet worden. Multatuli is nu eenmaal een figuur in onze litteratuur. Tegenover iemand van dat gehalte past roijaliteit in de polemiek. Open en rond trede men tegen hem op. Men noeme zich niet Q.Q. maar zooals men in het doopboek van deze of gene gemeente of in de registers van den burgerlijken stand opgeteekend staat. Bovenal zij men eerlijk. Men noeme man en paard en onthoude zich van dubbelzinnigheden. Bovenal neme men geen gelegenheid als de besprokene aan, om zuiver letterkundige quaestie's te doen uitmaken, in verband met andere die hoegenaamd geen deel hebben aan onze vaderlandsche litteratuur. Multatuli zij wie hij zij, maar de vraag van zijn echtelijk leven heeft niets gemeen met deze andere, welke alleen voor ons van gewicht is, wat hij als letterkundige is en voor ons volk blijven zal. Wij voor ons, 't mag hier herhaald worden, dwepen in geenen | |
[pagina 41]
| |
deele met al wat de Heer Douwes Dekker geschreven heeft, maar wij verachten iedereen, die het overlijden van zijn vrouw aangrijpt als een welkome gelegenheid om den litterator Douwes Dekker hatelijkheden te zeggen. En hiermee basta! 't Was ons maar te doen om de manier te kenschetsen. Q.Q. verdwijne als alle schimmen en spoken. |
|