Van uwe ridderlijke uitnoodiging tot openlijken strijd ben ik evenmin de dupe. Al wil ik aannemen, dat gij de redenen niet bedacht hebt, die mij verhinderen juist deze brieven in 't licht te geven - wat ik zelfs niet voor een gedeelte doen kan, zonder gevaar te loopen van door uw antwoord tot openbaarmaking van alles te worden gedrongen -, of al kon ik u in staat achten, ze op eigen gezag openbaar te maken of openlijk te bespreken, om te toonen dat gij het meent, ik weet toch te wel, hoe gij ‘ontleden’ kunt, als gij er u eens toe zet, om aan zulk moedbetoon eenige waarde te hechten.
Zooveel te meer oprechte hulde echter aan Uwe behendigheid, al zou zij schitterender zijn uitgeblonken, als ze niet twee dagen vereischt had, om zulk eene uitkomst te vinden.
Blijft het nu bij uw voorstel aan mijn' zoon, om de betrekking af te breken, het zal mij voor hem voor 't oogenblik leed doen; maar voor zijne toekomst zou ik slechts voordeel kunnen zien in zijne bevrijding van den macht, die uw beeld en uw woord over hem uitoefenden; te meer sedert uw laatste brief aan hem mij opnieuw overtuigd heeft, dat uw invloed, ondanks al uwe goede lessen, allerminst geschikt is, om een overspannen gemoed als het zijne te behoeden voor de gevaren, waarop ik u wees. Mocht echter onverhoopt de briefwisseling tusschen u en hem in dien geest worden voortgezet, dan zal ik mij althans kunnen troosten met het bewustzijn, het mijne gedaan te hebben, om u en hem voor de gevolgen te waarschuwen. Intusschen verheugt het mij nu dubbel, in geen van mijn beide vorige brieven te hebben gehandeld naar het thans door u gegeven voorbeeld, om een brief voor den vorm met ‘hoogachting’ te teekenen, na vooraf te hebben duidelijk gemaakt, dat en waarom die betuiging niet zonder voorbehoud kan gemeend zijn.
Hoe gaarne had ik echter gewenscht, dat voorbehoud te kunnen loslaten! Wie weet wat nieuwe verrassing mij nog wacht na de welsprekende tusschenkomst van mijn' zoon? Maar laat ik nu althans oppassen mij niet meer aan gissingen te wagen!
Voor 't oogenblik kan ik tot mijn leedwezen nog niet anders eindigen dan ik de beide vorige deed, met mij te noemen
Uw dienstw. dienaar
A.B. Cohen Stuart