Volledige werken. Deel 16. Brieven en dokumenten uit de jaren 1873-1874
(1984)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| ||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||
Bij verwijzing naar de uitgaven waaraan enig gegeven werd ontleend, is gebruik gemaakt van de volgende korte aanduidingen:
| ||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||
In alle gevallen waarin geen vergelijking met de autografen mogelijk was, is de datering voorzien van een asterisk. De aandacht wordt voorts gevestigd op de volgende punten:
Typografie: in de teksten is niet gepoogd het origineel met typografische middelen na te bootsen. De tekst is diplomatisch afgedrukt, met dien verstande dat bij de punten iedere reeks is weergegeven door een drietal, en bij de streepjes iedere reeks door een tweetal. Indien een punt aan het einde van een zin, dus bijv. vóor een nieuwe hoofdletter, ontbreekt, is deze stilzwijgend toegevoegd. In Multatuli's brieven wordt steeds y gedrukt ofschoon er in de handschriften soms en in de door anderen gedrukte teksten dikwijls ij staat. Wanneer er gebruik is gemaakt van een authentieke tekst, wordt er geen enkele eerdere publikatie vermeld. | ||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||
Het is noodzakelijk enige mededelingen te doen omtrent de correspondentie met Vosmaer, die in 1873 begint. Terwijl van de briefwisseling Multatuli-Funke nagenoeg alles in handschrift bewaard is gebleven, en terwijl er van de briefwisseling Multatuli-Mina Krüseman niets in handschrift bewaard is gebleven, zodat daarvan alleen de door haar tendentieus gekozen en in 1877 polemisch gedrukte fragmenten beschikbaar zijn, verkeert de briefwisseling Multatuli-Vosmaer in een tussenstadium, met alle gevolgen vandien. Men mag ervan uitgaan dat de beide auteurs de ontvangen brieven zorgvuldig hebben bewaard, eerst omdat er nog misverstanden waren, later omdat er een vertrouwelijke vriendschap was ontstaan. Bij Multatuli's dood bezat Vosmaer dus zo'n half-honderd brieven van Multatuli, evenals Mimi een half-honderd van Vosmaer. Toen kort daarop het plan om tot een brieven-editie van Multatuli te komen vaste vorm aannam, heeft Vosmaer zijn bezit aan Mimi afgestaan, denkelijk in ruil voor de eigen brieven in háar bezit. Een dergelijke ruil is namelijk met zekerheid tot stand gekomen tussen Mimi en de familie Busken Huet. De ruil moet hebben plaats gehad met Vosmaer zelf, dus in het najaar van '87 of het voorjaar van '88; want op 12 juni 1888 is hij overleden. Maar terwijl de briefwisseling Multatuli-Huet integraal, zij het op twee verschillende plaatsen, is bewaard bebleven, is dat met de briefwisseling Multatuli-Vosmaer niet het geval. Mimi deelt daaromtrent het volgende mee: ‘Jammer dat deze brieven nog al verminkt door my ontvangen zyn. Er is in doorgehaald, er zyn stukken uit de blaadjes gesneden, waardoor ook wat aan de keerzy stond verloren ging. Er zyn halve blaadjes by waarvan aanhef en vervolg ontbreken, enz. Daardoor is veel onverstaanbaar geworden en voor het doel der uitgaaf ongeschikt. Wat te gebruiken was heb ik zoo goed my mogelyk was gerangschikt. Intusschen de lezer, zooals ik my dien moet voorstellen om dit werk te kunnen voltooien en zooals ik weet dat er eenige zyn, zal in weerwil dezer verminkingen den heer Vosmaer dankbaar zyn dat hy zyn brieven voor de uitgaaf beschikbaar stelde, ook zóó als hy ze gaf. (Brieven IX, blz. 268; Brieven WB IX, blz. 187). En ter afsluiting van dit hoofdstuk vermeldt zij: ‘Na de hier gegeven brieven aan Mr. C. Vosmaer volgen nog vele anderen tot 1886 toe. Vooral de eerste van deze reeks zyn kenschetsend voor Multatuli en de levensomstandigheden waarin ze geschreven werden. Maar deze | ||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||
uitgaaf wordt te uitgebreid, ik moet me beperken en dit deel eindigen.’ (Brieven IX, blz. 341; Brieven WB IX, blz. 236.) Zo was dus de situatie van de Multatuli-brieven in het begin van de jaren '90. Wat er met de Vosmaer-brieven is gebeurd, is onduidelijk; slechts bij uitzondering is een ervan bewaard gebleven. Er is alle reden om te menen dat ze door Vosmaer zelf zijn vernietigd. Wat er met de Multatuli-brieven is gebeurd, is evenmin geheel duidelijk. Ze zijn in elk geval thans niet meer in de staat waarin Vosmaer ze heeft overgedragen. In Brieven IX heeft Mimi in totaal veertien nummers gepubliceerd (LXVII-LXXX), waarvan drie uit 1873, tien uit 1874 en éen uit 1875. Niet al die nummers zijn gedateerd, en soms bestaat éen nummer (bijv. LXIX) uit een aantal korte en lange fragmenten waarvan men met zekerheid kan zeggen dat ze niet tot dezelfde brief behoren, en zelfs niet tot dezelfde tijd. En wat de ‘vele anderen’ betreft uit de ruim tien jaren 1876-1886, daarvan is door haar in Brieven X geen enkele opgenomen. Wel heeft zij van enige brieven afschriften gemaakt; waarschijnlijk voor de uitgaaf; maar wat precies de bedoeling is geweest, is toch niet geheel duidelijk. Een halve eeuw later heeft dr. Julius Pée gedaan wat Mimi had nagelaten. Zijn chronologisch geordende dokumenten-bundel Brieven van Multatuli aan Mr Carel Vosmaer R.J.A. Kallenberg van den Bosch en Dr Vitus Bruinsma (Brussel en Rotterdam MCMXLII) bevat in totaal 99 brieven, waarvan 33 aan en éen van Vosmaer, lopende van 14 juli 1874 tot 5 april 1886. Pée vermeldt in zijn Voorbericht dat al deze handschriften ‘nu in mijn bezit’ zijn en bedankt aan het einde vooral ‘mejuffer C.A. Everts, te 's-Gravenhage, Mimi's veeljarige trouwe en zorgzame vriendin en huisgenote. Aan niemand ben ik, en met mij de Multatuli-navorsching, in zo hooge mate verplicht.’ Men kan hieruit opmaken dat Mimi dit materiaal niet aan het Multatuli-Museum had afgestaan maar in eigen hand gehouden, en dat het in de jaren '30, na Mimi's dood, door Mej. Everts ten geschenke is gegeven aan dr. Pée. Maar hij was er de man niet naar om zulke onvervangbare dokumenten als partikulier eigendom te beschouwen. Het is destijds stellig zijn bedoeling geweest ze na de oorlog over te dragen aan het Multatuli-Museum. Ze zijn daar echter grotendeels niet. | ||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||
Voorzover de autografen er wél zijn, verkeren ze in een uitermate verschillende staat: dubbele velletjes postpapier, enkele velletjes postpapier, halve enkele velletjes, soms gedateerd, vaak ongedateerd en dan slechts onder voorbehoud dateerbaar. Het meest opmerkelijk is wel dat én bij Mimi én bij Pée de uiterst belangrijke brief d.d. 25 april 1874 ontbreekt, met de precieze mededeling inzake het geval-Hasselman. Deze brief is niet aangetroffen bij de overige aan Vosmaer gerichte brieven, maar eerst tijdens het inrichten van het Multatuli-museum, dus na 1975, tussen allerlei ándere papieren te voorschijn gekomen. Het vergelijken en zo goed mogelijk completeren en ordenen van dit heterogene om niet te zeggen chaotische materiaal is een meer tijdrovende dan bevredigende bezigheid geweest. Want al is het zeker dat enige door Mimi en Pée gemaakte foutieve dateringen konden worden gecorrigeerd, het is allerminst zeker dat het thans bereikte resultaat feilloos zou zijn. Wiskundig gezegd: het is een vergelijking met te veel onbekenden. Maar voor éen conclusie durf ik wel instaan: het verwijderen van de helft van een dubbel velletje postpapier, het wegknippen van stroken onderaan of middenin een blad, het met inkt onleesbaar maken van sommige alinea's, zinnen of woorden, en het wegradéren van enkele namen, is door Vosmaer zelf gedaan. Soms heeft hij zelfs de tekst van een keerzijde die anders verloren zou zijn gegaan, in een eigenhandig afschrift bewaard. Wat er op de weggeknipte bladen of stroken heeft gestaan, is voorgoed onkenbaar. Wat er op de zwartgemaakte plekken heeft gestaan, is onleesbaar. Maar bij enkele doorgehaalde of uitgeradeerde namen is de destructie niet zó grondig geweest, of de oorspronkelijke tekst kan nog met zekerheid worden ontcijferd: er staat Jeanne of Holda, d.w.z. de roepnaam of de auteursnaam van Vosmaers vriendin A.J.F. Clant van der Myll-Piepers. Vosmaer is tijdens zijn bezoek blijkbaar zó openhartig over haar geweest, dat zij na zijn vertrek in de brieven van Multatuli en Mimi te voorschijn komt als iemand die zij persoonlijk hadden leren kennen. Terwijl J.P. Boijens in zijn utrechtse proefschrift Mr. Carel Vosmaer (Helmond, 1931) de insinuerende veronderstelling waagt, dat Vosmaer de uitgeknipte teksten zou hebben gebruikt voor zijn novellistische werk om zijn tekort aan inspiratie en oorspronkelijkheid aan te vullen (blz. 35), is de wérkelijke reden veel eenvoudiger en wel van strikt persoonlijke aard: de naïeve wens om het verleden te corrige- | ||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||
ren door voor zijn nabestaanden en zijn latere biograaf een deel van zijn particuliere gedragingen te verbloemen. Dat Vosmaer terwille van dit niet-bereikte en niet-bereikbare doel heeft gemeend de brieven van Multatuli te mogen verminken, is uiterst betreurenswaardig en voor zijn nagedachtenis m.i. kwalijker dan wat dan ook. De brieven en brieffragmenten zijn thans uiteraard integraal en diplomatisch afgedrukt, aangevuld met die teksten die nog enkel in gepubliceerde vorm aanwezig zijn. Voor de ontbrekende gedeelten is gebruik gemaakt van de aanduiding (....), met dien verstande dat plaatsing in de tekst wijst op éen of meer onleesbaar gemaakte woorden, terwijl plaatsing op een afzonderlijke regel wijst op het ontbreken van een langer stuk. Terwille van de uniformiteit is dezelfde aanduiding ook gebruikt bij de brieven van en aan Mina Krüseman, ter vervanging van gehele regels punten in haar Leven (1877). In deze teksten zijn alle weglatingen dus door háar aangebracht. Alleen in tijdschriftartikelen die vanwege de omvang bezwaarlijk onverkort konden worden afgedrukt en vanwege hun belang toch dienden te worden opgenomen, duidt het teken (....) op weglatingen waarvoor de ondergetekende verantwoordelijk is. G.S. |
|