Volledige werken. Deel 16. Brieven en dokumenten uit de jaren 1873-1874
(1984)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
De tweede helft van 1873 | |
[pagina 21]
| |
Nog vóor de laatste aflevering van Ideën V was uitgekomen, had Multatuli de eerste zending kopij voor deel VI gereed. Sinds hij eind 1872 weer aan het werk was geraakt, vlotte alles tamelijk goed, en dat bleef de gehele zomer zo: eind september kon bundel VI worden afgesloten: 26 vel druks, meer dan 400 bladzijden, in nauwelijks dertien weken. Ook het feit dat hij na mislukte pogingen om Roorda van Eysinga tot schaken te bewegen nu een sterke tegenspeler voor een partij correspondentie-schaak zocht en vond in de persoon van de amsterdamse apotheker J.L. Switzar, kan gelden als een teken van zijn evenwichtiger gesteldheid. En toch waren er allerlei emotionerende afleidingen en belemmeringen. Sedert december 1872 stond hij in briefwisseling met een wat onevenwichtige leidse student, een aankomend jurist die, als zoon van een koloniale ambtenaar op Java geboren, Insulinde als zijn vaderland beschouwde en zich geroepen voelde dat te bevrijden. Bij deze roeping speelde de Max Havelaar een beslissende rol. In juni 1873 begon ook zijn vader een correspondentie, weliswaar openhartig, maar op een toon die Multatuli allerminst zinde. Toen tenslotte na allerlei voorafgaande aanmerkingen het verwijt viel dat Multatuli het zich maar makkelijk maakte met mooischrijverij in plaats van het sociale vraagstuk op te lossen, barstte de bom. In dit ietwat onwezenlijke conflict koos de zoon op het kritieke moment met veel pathos de kant van de vader: de jongeman was een dierbare illusie armer; maar hij niet alleen. Van begin juli tot midden augustus hadden Mimi en Multatuli hun vriend Schook te logeren, een zwijgzame, wat boerse geestverwant. Al bracht zijn aanwezigheid geen conflicten mee, zes weken achtereen werd toch wel bezwaarlijk. Multatuli besprak met hem de manier waarop hij zich voorstelde Millioenen-studiën te voltooien: namelijk met een ingenieus plan om geld te winnen door de spoorbiljetten dienstbaar te maken aan betalende reklame. Hij had er jaren | |
[pagina 22]
| |
lang over nagedacht; hij was er nu vast van overtuigd dat zijn uitvinding miljoenen zou opbrengen en dat men hem een gepast aandeel daarvan niet zou kunnen onthouden. Midden augustus liet hij een uitvoerige circulaire drukken, in het Frans. Na voor alle veiligheid eerst een twintigtal met de hand geschreven brieven aangetekend te hebben verzonden, stuurde hij de circulaire naar zo'n veertig regeringen in Europa en Amerika, en enige tijd later ook nog aan een vijftigtal grote bladen. Het slot van Millioenen-studiën dat hij kort na het vertrek van Schook voltooide, zou dan voor het publiek de openbaring zijn van zijn intrigerend titel-geheim. De miljoenen waar hij op hoopte, waren nodig om Java te behoeden voor een invasie van amerikaanse speculanten. Het was in deze dagen van euforie dat Mina Krüseman hem een bezoek kwam brengen. Zij was met haar tijdelijke vriendin Betsy Perk op doorreis naar Wenen en wenste kennis te maken met de geniale auteur van Vorstenschool. Hij wandelde met de beide dames door Wiesbaden, liet hun de Sonneberg zien, bracht hen naar het Kurhaus om de muziek te horen en dronk 's avonds bij hen thee. Terwijl de kritische vooringenomenheid van Betsy Perk wegsmolt in een soort van half-verliefde gecharmeerdheid, gaf de zelfbewuste en wereldwijze Mina Krüseman haar literaire verering niet aan profaner gevoelens prijs. Over Mimi werd met geen woord gerept. Het bezoek was een prettig incident dat de spanning over het effect van de circulaire even onderbrak. In de eerstvolgende dagen en weken ging de spanning over in ongeduldig wachten, het wachten in twijfel, de twijfel in ontgoocheling: het effect bleef uit. Op een enkele beleefde uitzondering na deden de regeringen er het zwijgen toe: het plan was hun zelfs geen antwoord waard. Toen de slotaflevering van Millioenen-studiën verscheen, reageerden pers en publiek al even kil. Kan men in Multatuli's brieven van half augustus tot half september de fraaie luchtkastelen zien opglanzen, de nachtzwarte ontgoocheling daarna heeft hij vrijwel verzwegen. Ofschoon zowel Tine als Nonni in juli tijdens een verblijf in Venetië beiden ziek waren geworden, had dit Tine's wens om er met de kinderen samen te gaan wonen niet gewijzigd. In de tweede helft van september verliet ze Padua en de drukkende bescherming van haar vriendin. Sinds juni had Multatuli via Funke enig geld naar Italië gestuurd en dat hield hij zo goed mogelijk vol. Blijkbaar heeft Tine het | |
[pagina 23]
| |
met deze aanvulling op het bescheiden bank-salaris van Edu redelijk kunnen bolwerken; er is althans uit dit najaar geen verzoek aan Potgieter om verdere steun. In Multatuli's openhartige correspondentie met Funke klinkt af en toe een echo door van de ‘lieve brieven en goede berichten’ uit Italië en van een gevoel van bevrijding, maar de autografen zijn niet bewaard gebleven. Mocht men menen dat Multatuli, of later Mimi, wel een reden zal hebben gehad om ze te vernietigen, dan moet men tevens menen dat Edu juist een goede reden heeft gehad om ze te bewaren. Dat is niet gebeurd; het zou voor de Schoondochter anders ‘gefundenes Fressen’ zijn geweest. Er is maar éen ding absoluut zeker: dat Multatuli en Tine elkander weer schreven, en dat er bij tijden geld werd overgemaakt. De gehele zomer wisten Multatuli en Mimi dat het huis aan de Schillerplatz waar ze nu bijna drie jaar woonden, zou worden afgebroken. Mimi was in en rondom Wiesbaden al op zoek geweest naar passende woonruimte; zelfs hadden ze overwogen om naar Zwitserland, Italië of Zuid-Frankrijk te gaan. Terwijl de datum dreigend naderkwam, bleek een echtpaar dat het winterhalfjaar in Italië doorbracht, bereid te zijn hun de woning, overigens een huurhuis, met meubels en al te verhuren. Hoewel het dus maar voor korte tijd was, voelde Multatuli na de vlot-verlopen verhuizing zich in deze nieuwe omgeving tamelijk gauw op z'n gemak. Nu Ideën VI gereed was, zette hij zich aan het schrijven van VII. Wel wilde Funke om commerciële redenen eerst in 1874 met de publikatie beginnen, maar tot prompte betaling van de persklare kopij bleek hij bereid. Begin november ging Multatuli ertoe over de prettige relatie met Waltman definitief te regelen door hem het gehele auteursrecht van alle drie bij hem uitgegeven werken af te staan. Waltman had hem f40 per vel betaald, evenveel als Funke; mede daarom vond Multatuli het correct hem op dezelfde wijze te behandelen. In het destijds door Van Plettenberg gesloten contract stond een beperkende bepaling, die aan Multatuli recht gaf op verdere betaling bij een eventuele herdruk (V.W. XV, blz. 557). Zeggende dat het een ‘slimmigheidje’ van Plet was geweest, deed Multatuli hiervan afstand, onbewust van het feit dat Plet en ook Mina Krüseman inzake het auteursrecht bepaald moderner opvattingen huldigden dan hijzelf. Het is uit talrijke brieven duidelijk, dat hij een gerede betaling van f40 per vel tegen afstand van álle rechten, binnen ons taalgebied een verantwoorde en | |
[pagina 24]
| |
vooral duidelijke vorm vond. Schrijverschap en uitgeverij waren onverenigbare grootheden. De uitgeverij was een commercieel en speculatief bedrijf, met eigen wetten en begrenzingen. Hoe minder een auteur zich daarmee inliet, hoe beter. Elke nauwere verbinding zou een onverdraaglijke bedreiging of verleiding vormen voor zijn creatieve onafhankelijkheid. Hoewel diep gegriefd omdat Van Vloten hem opnieuw aanviel, bleef Multatuli zo goed mogelijk aan het werk. Dat moest ook wel, hij had het honorarium dringend nodig, zowel voor henzelf als voor Tine. Dit werd nog dringender toen er in december twee personen bij kwamen, een jongeman Op de Coul en zijn zuster Mathilde. Rooms opgevoed maar van de kerk vervreemd, werd hem in zijn brabants-limburgse omgeving het leven vrijwel onmogelijk gemaakt. Ernstig ziek deed hij een beroep op Multatuli, en deze bood hem en zijn zuster die hem verpleegde, onderdak aan in Wiesbaden. Voor onbepaalde tijd. En ofschoon zelf lijdende aan hoest en slapeloosheid, reisde Multatuli medio december naar Nederland om met de familie te spreken. Hoe de relatie tot stand is gekomen, is onbekend. Van de gewisselde brieven is niets bewaard gebleven. Marie Anderson deelt echter mee dat zij, in het najaar van 1873 in Den Haag verblijvende, benaderd werd door Baron van Plettenberg, die haar verzocht bij Multatuli te willen bemiddelen inzake de gelden van de Multatuli-Commissie die hij nog altijd onder zijn berusting had. In Wiesbaden teruggekeerd bracht Marie de boodschap over; daarop zou Multatuli Plet hebben geschreven dit bedrag, dat hij voor zichzelf bleef weigeren, nu te willen aannemen voor ‘een goed doel’. Plet kwam daarop naar Wiesbaden om het geld over te dragen, en dit werd besteed voor de verpleging van Theodoor Op de Coul. Hoewel Uit Multatuli's leven alleen onder kritisch voorbehoud geloofwaardig is, doet déze mededeling betrouwbaar aan; ze verklaart meteen hoe de ernstig verstoorde verhouding tot Plet weer werd hersteld; maar behalve een mededeling van Multatuli aan Funke d.d. 22 november zijn er uit 1873 en 1874 geen dokumenten teruggevonden. G.S. |
|