Volledige werken. Deel 15. Brieven en dokumenten uit de jaren 1872-1873
(1983)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 682]
| |
17 Maart. Gister nr Schunten en Walluf gewandeld en toen met den trein nr huis. Goddelijk weer. Ik opperde daar het plan om in Eltville te gaan wonen. 't vond bijval. D was allerliefst. In den trein zoo geestig. Reeds gister hoorden wij en van daag nog veel meer van dat jonge meisje dat gestolen heeft met 'r moeder Zij had de kant aan op 't diner bij den kroonprins We zijn er vol van. Ik kan me niet denken hoe zulke wezens zijn, welke aandoeningen hebben die? 's avonds 9 uur. D is uitgegaan om in couranten etc. wat op te doen over die dievende generaals familie. die arme man. we zijn er zoo vol van. Ik kan me maar niet denken hoe 't gegaan is. wel 't stelen maar ik meen hoe dat meisje zoo geworden is en met haar moeder! - D is er zoo vol van. Voor 't eten wou hij uit en ging opeldeldop halen bij de apotheker. ik wrijf hem daarmee in. Zn arm wordt wel wat beter. Nu de winkel uitgaande (marktstrasse) stond daar eene dame met een meisje op de stoep zij waren binnen geweest en keerden weer ons zeggende: Ah, Nous avons oublié notre argent. Ze waren reeds weer op straat toen d. riep Madame est ce qu'il vous faut beaucoup... hij haalde zn portemonnaie uit, Un florin, suffit il? Hij had alleen een gulden en wat klein geld, en stortte onderwijl z'n portemonnaie op z'n hand uit. Ah, zeide de dame, il ne me faut que quatre kreuz (kreuz zeggen de fr. voor kreuzers.) Ze zocht toen een stukje van 6 kreuzer uit zn hand ‘Je vous remercie beaucoup Monsieur, vous êtes très aimables! en ging de winkel in. hij vind het zoo aardig dat ze dat genomen had, en op straat nog al. Hij had een proef op de post gebracht en in de station een tyroler meisje gezien. Waarschijnlijk uit een der tyroler winkels die hier zijn. Ze was blond, niet zeer jong meer, maar ze had hem gefrappeerd ze had zoo'n gedistingeerd gezichtje, zoo intelligent luisterde ze naar mannen ook tyrolers die ze nr den trein bracht. En daarna zag hij haar terugkomen en toen vond hij haar zoo eenvoudig gekleed, zoo'n sluik rokje niets winkelmeid achtig, ze had net handen als jij, zeide hij, blank en fijn en niet klein maar mollig net zulk soort handen als jij. - Hij was allerliefst. hij wou maar niet ik 't licht op stak en zat al te spelen op den grooten stoel en had mij op zn schoot getrokken. Daarna hebben wij onder de thee geschaakt en nu is hij naar engel om wat te vernemen van die geschiedenis. |
|