[1 maart 1873
Artikel in de Sneeker Courant]
1 maart 1873
Artikel in de Sneeker Courant, No. 18. (Gemeente-archief Sneek; fotokopie M.M.)
Het Vaderland vermeldt, dat gedurende eenige dagen in de residentie het gerucht loopt, dat de gespannen voet, waarop de Indische regeering met den sultan van Atjin staat, tot een noodlottig conflict heeft geleid.
Volgens gerucht zou het verzoek ontvangen zijn, om van hier 3000 man met kader en officieren naar Indie te zenden, als kern voor eene expeditie naar Atjin.
Wij brengen hier in herinnering het waarschuwend woord, 't welk Multatuli reeds in September van 't vorige jaar over die zaak heeft doen hooren. Hij schreef toen:
‘Uwe Gouverneur-Generaal, Sire, staat op het punt, onder gezochte voorwendsels, hoogstens op grond van kunstig geprovoceerde redenen, den oorlog te verklaren aan den sultan van Atjin, met het voornemen dien Souverein te berooven van zijn erfdeel.
Sire, dit is noch dankbaar, noch edelmoedig, noch eerlijk, noch verstandig.
Waarschijnlijk is de tijd niet ver, dat een machtige nabuur Nederland aanvalt, en trachten zal ook U de kroon te ontstelen. Is 't niet gevaarlijk, aan Europa een voorwendsel te leveren - een grond, Sire! - tot onverschillig toezien? En dit toch zou het zijn, indien er tegen den tijd van dezen voorgenomen aanslag, een zoo versch voorbeeld in 't geheugen lag van een gelijksoortig door ons zelfbeganen roof.
Het belagen van den zwakkere is misdaad in den sterke. In den zwakke zelf is 't bovendien eene verregaande onhandigheid. Wij zijn niet machtig genoeg om ons de weelde der geweldenarij te veroorloven.
Reeds te lang, Sire, hebben wij, door onze wanbedrijven in Indië,